Het maakt niet uit dat zij de bijen en hommels niet meer zullen meemaken. Hun bloemetjes op het balkon (als er nog bloemen bestaan) zullen niet door gezoem omringd zijn.
Geen merel hoog in de boom.
Bij zonsondergang op een waddeneiland (of elk ander platteland) zullen zij een oorverdovende stilte in de bek moeten kijken. Het zal een zenuwslopende rust zijn.
Ze zullen zoeken naar een ander geluid dan de scooters en de mannen met hun megafoons hoog boven het verkeer.
Vlinders zijn te bewonderen in het museum, opgeprikt en achter glas.
Nooit meer een muggenbult. Wat een genot.
Tegen de kapper zeg ik dat een ander klimaat, een slinkende ijskap en een zee die gevuld is met wat meer water en wat minder vis, ook vanuit een ander wetenschappelijk oogpunt verklaard kan worden.
De zoekende blik van de kapper in de spiegel vindt mij niet, maar concentreert zich op het vlas aan weerskanten van mijn schedel. Ik zie de jongen die ik was. Goed haar. Sterke trekken.
We worden allemaal ouder.
Later op de dag koop ik een plastic gondeltje. Venetië mag dan gezonken zijn, mij gaat het goed.