Ze zaten in de auto richting zee. Zij reed en hij sprak aan de telefoon met zijn moeder, vertelde over de sociale huurwoning die ze hadden bekeken. Dat er een kiepraam was op zolder en een tweede toilet in de badkamer boven. Ze stonden op nummer 1. Na twaalf jaar wachtlijst. Als ze ja zeiden was het van hen.
De bewoners van de bovenwoning ernaast zaten rond het middaguur op het balkon. De man was kaal en had veel tatoeages. De vrouw had korte blonde krullen. Aan hun voeten lagen twee herdershonden. Herdershonden, op een bovenwoning, had haar schoonmoeder gezegd, dat vind ik zielig. De buurvrouw daaronder had witte grindtegels in haar tuin en een dobermann. Dieren waar ze altijd bang voor was geweest.
Een paar dagen later, ze hadden ondertussen de sleutel, stond ze samen met twee vriendinnen haar kozijnen te schuren. De bovenbuurvrouw huilde. De man was overleden. Er stond een uitvaartondernemer op de stoep met een kist. Ze zag de kinderen op het balkon staan om iemand te bellen. Ze wist hoe het voelde, je vader verliezen.
De bovenbuurvrouw vertrok. Er kwamen jonge mensen naast hen wonen. Zij werkte voor de krant en hij had op de kunstacademie gezeten. Af en toe kregen ze bericht over een huisfeestje. Dan klom ze over het balkon om er een biertje drinken, een sigaretje te roken.
Dat voorjaar kwamen er nieuwe onderburen. Voor de vijfde keer in acht jaar. De buurvrouw liet haar hondje uit, een enkelhoge – de dobermann was al jaren dood. Dat is er weer zo eentje voor een paar maanden, zei ze. En: De man die onder jullie woonde, die is weg omdat jouw zoontje zo veel herrie maakte. Ja. Echt waar, die kon het niet meer aan.
Ze dacht aan het stoepje dat ze regelmatig stond te schrobben, de sneeuw die ze wegschoof, de plantjes die ze water gaf. Aan de briefjes op de lantarenpaal voor haar raam: hier geen fietsen a.u.b.. De scooter die ze altijd netjes in haar schuur zette. Het witte piekhaar, de broek en het jasje met de pailletten. Ze hield van glitters. Toen hun zoon werd geboren kwam ze op kraamvisite. Ze had op markt een setje voor hen gekocht. Mama + Papa = Ikke, stond erop. Het was haar niet gelukt het weg te gooien. Het lag al een jaar of zes, in het plastic, in zijn staande kast.
Ze stapte haar voordeur uit, sprak de zus van de nieuwe onderbuurvrouw aan. We hebben begrepen dat er een ambulance voor de buurvrouw is gekomen, zei ze. Ja, we hebben het gehoord van iemand die haar kwam helpen, dat ze is overleden. Dat ze niet meer wilde. Weigerde te eten.