Ik wil Dennis Bergkamp zijn.
Ik zei het op het schoolplein in de grote pauze, Kipling-tassen als doelpalen terwijl de coole klasgenoten sigaretten rookten en jointjes draaiden; ik wil Dennis Bergkamp zijn. Ik zei het op het voetbalveld direct achter jouw huis, we moesten een slootje over, jij was Ruud van Nistelrooy, dat weet ik nog; ik wil Dennis Bergkamp zijn. Ik zei het bij ieder potje FIFA 2004, come on you gunners, voordat iemand anders het kon zeggen; ik wil winnen, ik wil Arsenal, en ik wil Dennis Bergkamp zijn.
Ik wil een nieuwe afspraak met de tandarts maken in plaats van het één keer vergeten en dan vier jaar niet gaan en ik wil verantwoorde boodschappen doen voor een hele week en ik wil een huis kunnen kopen en ik wil begrijpen hoe belastingaangifte werkt en ik zou willen dat iemand me dat ooit had uitgelegd, ik wil over kinderen krijgen kunnen nadenken zonder uiteindelijk bij bosbranden in Californië uit te komen, ik wil geen kinderen maar wel dat het voelt alsof het een optie is, ik wil stemmen, stemmen op de Tweede Kamerverkiezingen en de Eerste Kamerverkiezingen, op het Europees Parlement, op de gemeenteraad en de waterschappen, ik wil stemmen tot ik dood ben, ik wil naar mezelf verwijzen als man in plaats van als jongen, ik moet naar mezelf verwijzen als man in plaats van jongen en ik wil gewoon een keer op tijd naar bed.
Ik sta in de zaal, volledig in tenue. Michael Essien en Eljero Elia houden de bal hoog, Pavel Nedved strikt zijn veters op het bankje. Didier Drogba zegt tegen me dat het onhandig is omdat het niet zwart en ook niet echt wit was maar ik heb het speciaal hiervoor gekocht en ik wil winnen; ik wil Dennis Bergkamp zijn.