Niet iedereen zal dit weten, maar vorige week koos Nederland een nieuw parlement. Er was één grote verliezer die in zak en asscher zat. Verder telde de verkiezingen vooral veel winnaars. Jesse Klaver was de grote man. Op de avond van de verkiezingen won hij twaalf zetels extra voor zijn partij. Dat is nogal wat. Daar werd op gedronken. En veel ook, reken maar van yes we can! De volgende ochtend had hij er alweer twee verloren. Zijn portemonnee en zijn telefoon lagen gelukkig gewoon naast zijn bed.
Heel de wereld vergelijkt Jesse Klaver met Justin Trudeau. Voor de mensen die Justin Trudeau niet kennen: hij is de Mark Rutte van Canada. Jesse en Justin houden allebei van boksen, en van Obama. Ze hebben ook beiden een neus. Zo eentje waarvan de punt een beetje naar beneden wijst, alsof ze een oom hebben die vroeger telkens op de neus van J. drukte en dan een toetertje imiteerde. Pep, pep! Misschien hebben Jesse en Justin wel dezelfde oom, zoveel als ze op elkaar lijken.
Eén ding is zeker: mijn oom is niet de oom van Jesse (of Justin, trouwens). Toch wordt mij steeds vaker verteld dat ik op Jesse Klaver lijk. Of andersom. Vind ik onzin. Als je goed kijkt, zie je dat ik geen oom had die op mijn neus drukte, maar er juist aan trok. Ding, dong!
Zeker eenmaal heeft iemand tegen Jesse Klaver gezegd dat hij op Stefan Popa lijkt. Mijn moeder kwam hem tegen toen ze flyerde voor een linkse partij die niet de zijne was. Ze liep op hem af, want zo is ze, en zei: ‘U lijkt op mijn zoon’.
‘Is het waar?’ vroeg Jesse.
Mijn moeder liet hem een oude foto van mij zien. Jesse keek nog eens goed en knikte. ‘Wat leuk! We lijken inderdaad op elkaar,’ zei hij, ‘en ik heb vroeger ook van dat lange haar gehad. Maar ik ben Stefan Popa niet’.
Waargebeurd.
Zelfs Jesse Klaver vindt dat hij op mij lijkt. Of andersom. En dat mag natuurlijk, maar iedereen moet weten: ik ben Jesse Klaver niet. Ik win nooit iets.