Ik zit denk ik op een bruine, ribfluwelen bank. Zo een die je uit kan vouwen, om kan vormen tot een bed. Ik zit met jouw boek, jij zit in een café. Een café met een tafeltje of tien, twaalf. Tafeltjes met witmarmeren tafelbladen. Buiten regent het.
Jij zit daar, potlood, blocnote, je schrijfhand verborgen achter een klein stapeltje boeken.
Meer bij het raam, bij de deur met zwaar gordijn, krijgt een man zijn kop koffie.
Hij heeft jouw plotse, volle aandacht.
Als hij de suiker door zijn koffie roert, beweegt je hoofd zachtjes mee. Als hij een slokje neemt, tuiten je lippen. Als hij ast, tik je op je potlood.
Nou kijkt een kat ook zo naar het touwtje-balletje, de ornitholoog naar het zeldzame vogeltje. Maar jij kijkt een beetje dronken, met vochtige ogen, naar zomaar een man. Je zuigt hem in je op die man.
Ik lees met je mee, wat je schrijft, wat je beschrijft. Jij roert in zijn koffie, rookt zijn sigaret. – Je zit niet in zijn hoofd, maar wel in zijn lijf. Je maakt zijn rookringen.
En, het is een cadeau, zoveel aandacht. Een groot geschenk. De liefde die daarin zit.
Dus, een blik van verstandhouding, bij het verlaten van het café, was op zijn plaats geweest. Een knikje op zijn minst.
Maar als het gordijn opbolt en weer strak valt is niets gebeurd, niets opgemerkt, geen band gelegd.
En dat voelt voor ons tweeën zo triest.
Anderen lezen een stel, aan éen tafel. Ze maken het uit of zoiets. Maar jij en ik, ik en jij, wij voelen samen dit.
Rondom de Boekenweek heeft Shortreads een aangepast programma: drie weken lang verschijnt er elke werkdag een brief aan een romanpersonage.