Regelmatig heeft hij ermee in zijn handen gestaan, met die kaart. Eén keer heeft hij er zelfs een keer een druppel van zijn ochtendbiertje op laten vallen, daardoor is de letter ‘d’ nu een beetje uitgelopen. Het heeft al boven de prullenbak gehangen, boven een haardvuur, voor de grap ook een keer onder luid gejuich uit het raam. Door de ferme klappen op zijn schouders liet hij het bijna vallen.
Toen hij het echt naar buiten wilde laten dwarrelen, zei een van de aanwezigen: ‘nee gozer, straks wordt het gevonden door een van die idioten die voor je werken en je kunt wel raden wat er dan gebeurt. Die verkoopt het aan de hoogste bieder om daarna lekker ontslag te nemen en een verspilling van zuurstof te worden. Kappen, nou.’ Nadat het die avond een paar keer van hand tot hand was gegaan, het op de borst van een jasje was gespeld om er mee rond te marcheren, er wat obscene gebaren mee waren gemaakt, had hij het weer in de la gegooid, met een vers drankje in zijn hand.
Hij had het natuurlijk alsnog moeten weggooien, maar het kwam er nooit van. Soms werd hij in paniek wakker en voelde de aanwezigheid ervan door de la van zijn bureau. Hij besloot er vaak toe, het was slechts het weggooien van een stukje papier. Maar dat besluit werd dan altijd al snel vloeibaar en verdunde langzaam gedurende de dag. Niemand kon hem in dit stadium van zijn leven toch nog pakken? Het was allemaal zo lang geleden, in een simpelere tijd. We wisten niet beter, of eigenlijk wisten we toen veel beter dan nu.
Nu zit hij voor dat haarvuur waar hij het in had moeten gooien en vraagt zich af waarom hij dat nooit heeft gedaan. Een gevoel van heimwee, stelt hij vast. Of weemoed, in ieder geval iets met ‘wee’. En, moet hij toegeven, de ophef verbaast hem ook wel een beetje. Hij is van alles genoemd, maar vaak niet meer dan ‘schavuit’ of ‘rebel’ en dat voelt juist wel lekker.
Nu komt er een onderzoek, nadat er een foto van het ding in het nieuws is verschenen. Hij is nu overal non-actief, of op zijn minst nog maar een beetje actief. Hij draait het papiertje rond en rond in zijn handen, er komen vlekken op van het vet van de borrelnootjes. Dan staat hij op, loopt naar het vuur en maakt een scherpe bocht naar rechts. Snel stopt hij de kaart terug in de la.