Toen ik hoorde dat de verzorgers haar zouden doden, besloot ik in haar buik te schuilen. Ik wilde voelen hoe haar spieren zouden verzachten en daarna verharden rondom me. Misschien wilde iets in mij meegroeien met haar verandering; misschien wilde ik uit haar schulp groeien; misschien kon ik gewoon de gedachte dat ze zou sterven niet verdragen, ze was tenslotte maar een jaar ouder dan ik.
Ik wist dat ze elke dag begon met een wijdopen geeuw, vlak boven het wateroppervlak, haar mond zo groot als een sofa, dus kroop ik die ochtend bij haar naar binnen. Mensen zeggen dat nijlpaarden gevaarlijk zijn maar ze leek me niet eens op te merken. Misschien betekende ik te weinig voor haar, dacht ik, en heel even voelde ik me beledigd, wilde haar eigenhandig van binnenuit doden maar dan herinnerde ik me dat ze me haar altijd had laten aaien dus waarschijnlijk was ze gewoon te ziek om op me te reageren.
De andere verzorgers wilden haar namelijk doden omdat ze zo ziek was en dat was zielig, en er kon niets aan gedaan worden en dat was nog zieliger.
Ik heb enkele dingen voelen sterven. Een cavia die we moesten laten inslapen omdat haar ruggetje gebroken was, een regenworm die ik uit de tuin gevist had en een mens toen ik eindelijk de moed gevonden had om op het kussen te blijven drukken, maar nog nooit had ik ervaren hoe het voelde om zélf te sterven.
Ik voelde het plotse schokje in het lijf rondom het mijne en ik besefte dat ze net de eerste van de drie injecties had gekregen. Nu al leek het vertragen van haar ademen, de tijd mee te laten verstarren. Eindelijk zou ik weten hoe het voelde, eindelijk zou ik me voorbereid voelen voor wanneer het míjn moment was. Ik zou niet meer bang hoeven te zijn eens ik wist wat het was door het stollen van de nijlpaardcocon om en door me heen, maar dan begonnen ook mijn gedachten te sluimeren, ik begreep nu pas dat met het ontspannen van dit tonzware lichaam het op mij begon te wegen, me verstikte zoals een warm, blubberdik en donker kussen dat op mijn gezicht werd gedrukt.