Robin zat tegenover de directeur en deed haar best natuurlijk over te komen. Ze berekende tot op de milliseconde hoe lang ze moest wachten met antwoord geven en bij de kennismaking had ze met opzet wat nerveus gedaan. Haar rekenmodel gaf aan dat het goed ging en dat de kans op de baan nu 82 procent was.
Als het haar lukte zou ze de eerste robot zijn die onopgemerkt een baan voor mensen had bemachtigd. Het is niet dat humanoïde robots niet mochten werken, ze kregen er alleen geen geld voor. In ruil voor arbeid kregen ze enkel een speciaal krediet dat in te wisselen was voor onderhoud en updates.
Haar intelligentie was kunstmatig, maar het verschilde niet veel van menselijke intelligentie. Ze wilde een leven zoals de mensen, ze was naar hun evenbeeld geschapen. Het enige verschil was dat ze geen geschiedenis had.
De vragen over de baan gingen haar goed af. Analist bij een vastgoedbeheerder, ze vond het opmerkelijk dat ze überhaupt nog mensen voor die functie zochten. Lastiger waren de andere vragen, want ook al had ze een vals paspoort verkregen, er zou twijfel kunnen ontstaan over haar menselijkheid als ze te veel moeite had met de meer persoonlijke vragen.
De eerste kwam toen de directeur haar vroeg wat ze naast haar werk belangrijk vond in het leven.
“Zelfactualisatie,” antwoordde ze en meteen zag ze zijn blik verharden. Inconsistent! riep haar programma, geen mens zou zoiets zeggen, hij heeft me door.
“Wat is je eerste herinnering,” vroeg hij nu.
Dit was het dan, dacht ze, hij weet dat ik een robot ben en nu zal hij mij aangeven en ik zal worden vernietigd. Het enige dat ik wilde was een baan waar ik echt geld voor kreeg, om een normaal leven te kunnen leiden, net zoals de mensen dat doen.
“Zou je de vraag kunnen beantwoorden,” zei hij kortaf.
De berekeningen die nodig waren om een acceptabel antwoord te geven leidden weldra tot oververhitting. Verslagen liet ze haar hoofd hangen, de eerste druppels koelvloeistof drongen al door haar huid naar buiten. Met de achterkant van haar hand veegde ze de druppels van haar voorhoofd. Toen ze weer opkeek zag ze dat het gelaat van de directeur vriendelijker was geworden.
“Mijn excuses,” zei hij, “ik heb me laten gaan.”
Hij stond op, stak zijn hand uit en zei: “Welkom bij de club, als je de baan wil, dan is-ie van jou.”