Daarboven in de hemel
daar staat plots een man
die God aankijkt en vraagt:
‘Ken het dat ik u kan?’
Daarboven in de hemel
ja ‘t is snel gegaan
God is een Rotterdammer
Jezus Christus een Spartaan.
Daarboven in de hemel
zijn ze eindelijk verrijkt
met genoeg coke en speed
tot in de eeuwigheid.
Daarboven in de hemel
dragen de engelen een pak
en wordt de lucht ingekleurd
met zwarte nagellak.
Daarboven in de hemel
hebben ze ritme en een beat
er klinkt jazz door de wolken
’t ruikt er continu naar wiet.
Daarboven in de hemel
ook daar hebben ze geen weet
geen brood en geen klote
geen donder en geen reet.
Daarboven in de hemel
ik wou dat ik er was
zodat hij mij een laatste keer
zijn poëzie voorlas.