Ze zijn overal.
Ze hebben witte oordopjes in. Spiegelende zonnebrillen op. Camouflageleggings aan.
Soms lachen ze. Soms voeren ze handsfree gesprekken. Soms fietsen ze.
Soms doen ze al die dingen tegelijk.
Ze praten over andere mensen. Zeggen dat je zoiets toch niet kan maken. Dat ze zelf niet dronken waren. Dat ze het wel hadden verwacht maar toch.
Soms zijn ze op vakantie. Dan blijven ze stilstaan op straat om foto’s te maken. Rinkelen verwonderd met hun fietsbel. Laten tussen hun vingers een joint bungelen.
Soms staan ze op de drempel van het winkeltje waar ze kleding en koffie verkopen. Of parkeren ze hun busje midden op de stoep. Soms buigt hun pad geen honderdste graad af als je op ramkoers ligt.
Links snackbars, trapgevels, pokébowls, rechts het zwarte grachtenwater.
Ze komen van alle kanten, met malende kaken en kwijlende honden.
Je kunt geen kant op.