Natuurlijk was er een prins. Zo eentje die een kroon goed zou staan. En als hij niet zou willen, om de een of andere reden, dan waren er prinsessen, graven en gravinnen, hertogen en baronessen, mensen met een torenkamertje of mensen die als ze hun vinger sneden aan een stuk papier een pleister plakten om het blauwe bloed te stelpen. Maar het volk was haar vertrouwen verloren. De clown deed een dans, stal de kroon van het nachtkastje van de prins, en plaatste deze hoog en droog op zolder. In de krant verscheen een advertentie. ‘Hoofd gezocht voor een kroon.’ Een goede grap, zoals het een clown betaamt, maar lachen is één schop verwijderd van huilen. Er stonden mensen op, mensen met hoofden waar een kroon prima op zou passen. Mensen met opleidingen en mensen met ‘toekomstbestendige plannen’, mensen met ervaring en mensen die zichzelf voorstelden als ‘een frisse wind’. Maar het volk was haar vertrouwen verloren. En de kroon bleef staan waar hij stond.
Bij gebrek aan een hoofd om de kroon te dragen, staken verschillende mensen de koppen bijeen. Samen besloten zij om meer samen te werken met andere koninkrijken. Om wetten te delen en als de een hier wilde komen wonen en de ander daar: dan mocht dat best. Vrachtwagens reden af en aan met bloemen en eten en op het eerste gezicht was dat best gezellig. Maar het volk was de kroon niet vergeten. Het wilde een eigen hoofd onder die kroon, het wilde een eigen land en eigen mensen eerst en geen bloemen die ruiken naar woestijn.
Opnieuw besteeg de clown de trap naar zolder en pakte daar de kroon. Hij streek zijn witte haren plat, klopte zijn schedel vlak, en plaatste de kroon op zijn kruin. ‘Past perfect,’ aldus het persbericht in de krant. De clown had goed geluisterd naar de onvrede van het volk. Hij zaagde het land los van de wereld en duwde het af met zijn grote linkerschoen. Weg van het vasteland, weg van de andere koninkrijken, weg van de vreemde wetten en de lengte- en gewichtsmaten die het volk zo had verfoeid. Langzaam dreef het land met het volk richting de horizon. Peddels hadden ze niet, een plan evenmin. De clown tikte zijn kroon, die ietwat naar voren was gezakt, terug naar het midden van zijn hoofd. Ook kneep hij even in zijn neus, gewoon omdat het kon. Tevreden keek hij om zich heen. Hier zou hij regeren over de zee en de regen, de vissen en hun sproeten. Het volk had er het volste vertrouwen in.