Ze hadden zichzelf met alle soorten misdadigers op de kiek gezet. Ze waren bij moordenaars op bezoek geweest in de gevangenis. Ze hadden in de bosjes liggen wachten tot verkrachters toesloegen. Ze bezochten kerkdiensten en zaten vooraan in de kerkbanken en liepen na de dienst met hun fototoestel naar de priester toe. Ze hadden in weer en wind gewacht voor advocatenkantoren. Enzovoorts, enzovoorts. Ze hadden een prachtige collectie opgebouwd.
Hij had het idee geopperd toen ze voor de derde keer die week aan hun vaste tafel in het kaasfonduerestaurant zaten. Hij had gezegd dat hij zich er niet meer in kon vinden, in het eten van warme gesmolten kaas als hobby. Van schrik had ze haar stukje rauwe paprika in de pan laten vallen. ‘Dat wordt trakteren,’ had hij gezegd. Zij had geknikt waarna ze samen zwegen.
De kaasfondue pruttelende door.
Ze vroeg of hij een voorstel had. Dat had hij.
Verderop in de straat woonde een jongetje dat een keer iets had gestolen. De hele straat wist ervan. Ze belden aan en vroegen of ze met hem op de foto mochten. Ze wilden zich langs de kleine criminaliteit omhoog fotograferen en met alle soorten misdadigers op de foto gaan. De foto’s bewaarden ze op hun computer. Ze bekeken ze iedere avond rond etenstijd. Kaasfonduen deden ze nog wel, maar slechts om de vier maanden.
Er ontbrak nog één soort misdadiger in hun eregalerij: de zelfmoordterrorist.
Ze hingen rond op treinstations en bij voetbalwedstrijden, ze bezochten popconcerten en toeristische attracties, maar nooit kwamen ze een zelfmoordterrorist tegen. Ze volgden de berichtgeving in de kranten, maar visten telkens achter het net. Zaten ze in Italië, dan ontplofte er een trein in Spanje. Zaten ze in België, dan waren er net weer zelfmoordterroristen in Frankrijk actief.
Terugkerend van weer een mislukte missie zitten ze in het vliegtuig. Ineens staat een man schreeuwend op. Hij rukt zijn overhemd open en toont een bomgordel aan zijn verschrikte medepassagiers.
Verrukt stoot hij haar aan. Ze lopen naar de man toe, tikken hem op zijn schouder en zeggen: ‘Sorry dat we u storen, maar heeft u even?’