De politicus weet het direct: hij had niet zo moeten treuzelen toen ze na afloop van het banket naar de trappen werden geleid. Nu staat hij ingepakt tussen vier Afrikanen. En dat niet alleen, hij wordt ook nog eens bijna buiten het kiekje gedrukt dat morgen alle kranten siert. Dus of ze knippen hem weg, of de lezer annex kijker denkt: ha, de president van dat land doet voor spek en bonen mee. De Fransoos staat er beter voor, helemaal vooraan. De Britten op een verhoginkje. Ook de Turk heeft een mooi plekje te pakken, maar lijkt daar nauwelijks van te genieten. Ik, denkt de politicus, ik zou zo met hem ruilen. Obama komt net als hij later, maar dat doet hij expres, zodat hij iedereen even amicaal tegen zijn schouder kan tikken en uiteindelijk een prominente plaats verovert door zich tussen twee bange leiders te wurmen.
“Wat duurt dat lang,” zegt de politicus, maar wel met de kwinkslag die hem thuis opnieuw een verkiezingsoverwinning heeft opgeleverd. De Afrikanen kijken hem vreemd aan. Erger nog, ze kijken op hem neer. Alle vier zijn ze langer dan hij. Ook dat nog. Als hij dan toch door vreemdelingen omsingeld moet zijn, waarom dan niet door Aziaten en vrouwen?
Weg is de politicus weer. Het is mooi geweest. Over anderhalf uur is hij thuis. Hij laat zich in de stoel van zijn regeringsvliegtuig vallen en klapt het verduisteringsklepje voor het raam naar beneden en dan toch weer omhoog. Hij weet niet goed wat hij wil. Door alle uitgewisselde retoriek is hij een beetje van zijn apropos. Het was zo druk, de politicus wist niet eens dat er zoveel landen bestonden. Maar het eten was tenminste goed – en hij zat naast de Italiaan, gouden gozer is dat. De politicus vraagt waarom ze nog niet vliegen, maar de piloot zegt iets over een Zuid-Amerikaan die voorrang heeft. Zul je altijd zien. Het was weer top.