Haar ouders waren de eerste. Of eigenlijk de eerste niet. Zij wees naar elke rode auto die ze zag, veerde op bij elke sirene die er klonk. En zij reageerden niet, probeerde haar blik te sturen; naar vlinders, een puppy, de bloemen. Het deed haar allemaal niets.
Sinterklaas was de volgende. Haar enige wens met kinderlijke hanenpoten op de achterkant van een tekening geschreven negeerde hij. Ze kreeg een pyjama met beertjes, kleurpotloden en een kapsalon van klei. Of naja het haar wat gekapt moest worden was van klei. En het leek op spaghetti vond ze. Voor kerst was het roze gedrocht in een hoek beland.
Vriendinnetjes hadden er overheen gelezen, terwijl ze keer op keer hetzelfde antwoord in de vriendinnenboekjes schreef. Wat wil je later worden? Geen zangeres. Geen juf. Geen dierenarts. Geen interesse.
School was het hardvochtigste. Haha. Nee. Nee. Nee, dat was geen beroepskeuze. Niet voor een meisje. Niet voor zo’n leuk slim meisje. Ze moest maar iets met mensen gaan doen. En als ze die perse wilde redden, moest ze misschien eens aan geneeskunde denken.
En zij? Zij had zich erbij neergelegd en was iets degelijks gaan studeren. Kreeg een goeie baan en kocht een huis met een open haard.
Het was blijven jeuken. Het vuur doofde niet.