Tevergeefs probeert hij het bibberen van zijn knieën te stoppen terwijl hij zijn ruimtepak instapt, links en rechts vastgehouden door meisjes die zijn kleindochters hadden kunnen zijn. Nou ja, ruimtepak, ruimtepak, eerder een overall. Kobaltblauw, met in grote letters Blue Origin op de linkerarm. William Shatner mag de negentig dan gepasseerd zijn, hij kan zichzelf heus wel aankleden. Maar ze stonden erop hem te helpen. In de spiegel ziet hij een uitgedijde Captain Kirk als tuinier, geen astronaut.
Een ruimtehelm zou het natuurlijk afmaken, maar dat was niet nodig, had Jeff hem grijnzend verzekerd. Ja, híj mocht Jeff zeggen. Hup omhoog, de dampkring uit, even de zwartheid van de ruimte zien en hop, weer terug. Binnen een paar minuten zou hij weer veilig op Texaanse bodem staan. Kind kon de was doen.
Natuurlijk werd er van alles geroepen. ‘Kapitalistische dominantie, vernietiging van de aarde door alle cowboys en piraten die zo nodig de ruimte in moesten.’ William had zelfs een paar dreigbrieven ontvangen. Nonchalant wuifde hij ze weg. ‘Geef toe,’ zei hij tegen iedereen die het wel of niet horen wilde, ‘jij zou precies hetzelfde doen als je de kans kreeg.’
De dag voor de lancering kon hij de slaap niet vatten. Hij keek voor de drieëntwintigste keer – ja, hij had de tel bijgehouden – naar de film Contact met Jodie Foster. Overweldigd door de schoonheid van de ruimte zweefde ze voor de drieëntwintigste keer met glanzende ogen door de capsule en fluisterde zoals alleen Jodie Foster dat kon. ‘They should have sent a poet.’ Makkelijk scoren, toch kon hij de scène weer niet met droge ogen kijken.
Hoe er wordt afgeteld, hoe het gebulder alles overstemt, zelfs zijn gedachten, hoe hij met kracht in zijn stoel geduwd wordt en zijn oren suizen. De lancering verloopt volgens het boekje. Dat moment van gewichtloosheid, waarin boven en onder niet meer bestaan. Zoals hij in de cursus voor amateurastronauten geleerd had, manoeuvreert hij zichzelf naar een raam. Daarachter het grote niets. Zwart. Zwarter dan zwart, zwarter zelfs dan de dood. Hij klauwt zich naar het volgende raam, waar licht is en leven, bergen, bossen en zeeën. Hij ziet het, en hij weet het. Ik ben geen astronaut. Ik ben een fruitvlieg. Zojuist opgestegen van een appel die al te lang in de fruitschaal ligt, die bruin en rimpelig wordt, maar die je nog net kunt eten, om de bruine plekjes heen.
Hij wilde naar de ruimte om te huilen om de schoonheid van het universum, zoals Jodie, maar nu hij er is, voelt hij alleen een diepe rouw. We gingen naar de maan en we ontdekten de aarde. Wie zei dat ook alweer? Was het niet die ene uit Apollo 8? Of misschien Carl Sagan.
De raketten branden. De zwaartekracht doet het weer. Drie parachutes openen zich en de capsule landt zacht in het rode stof van de woestijn. Alles zoals gepland, zoals bedoeld, zoals berekend.
Met zijn hart in zijn schoenen en zijn armen langs zijn lijf staat William Shatner met bibberende knieën op de schil van een rottende appel, veilig op Texaanse bodem.