Er was altijd dat vreemde gevoel van eenzaamheid, als ze zich vastbeet in het maken van een langer verhaal. Ze besteedde meer tijd aan een jongetje van elf, dat dood gevonden werd in het jaar dat zij eindexamen deed, dan aan haar eigen vriend.
De zaak was twintig jaar na dato heropend en er waren eenentwintig DNA sporen gevonden die matchten, waarvan achttien op de onderbroek. Aan beide zijden. En haren, ook op de rode pyamabroek. Het jongetje had niet alleen het ondergoed, maar ook de pyamabroek binnenstebuiten aan.
Ze was erbij in de rechtbank. In een zaal die volledig gevuld was met journalisten. Ze had haar adem ingehouden op hetzelfde moment als de familie. De paniek gevoeld van het kleine groepje direct betrokkenen. In eerste instantie was hij passant. Toen getuige. En nu is hij verdachte. De rechter wil dat hij zijn verhaal vertelt. De achterblijvers eisen het. Hij is er nog niet klaar voor. Ze had geluisterd naar het steeds harder fluisteren en nee schudden van de aanklager. De rechter orde horen vragen.
Het DNA was niet vrijwillig afgestaan. Zijn familie kon hem niet meer vinden. Ze hadden hem als vermist opgegeven. Hij was getraind als bushcrafter. Iemand die wist hoe hij maanden lang in de bossen onvindbaar kon blijven. Het is nazomer, net als eenentwintig jaar geleden. De heide wordt afgezet. Ze gaan de plekken bezoeken die een rol spelen in het dossier. Niemand mag erbij zijn. Alleen politie en justitie, aanklager en aangeklaagde.
Soms moet je op een plek zijn, om te begrijpen wat er gebeurd is.
Een afstand zelf nalopen, om te voelen hoe lang die is.
Hoe kort.
De pers was niet welkom. In het begin had het nieuws haar een intens gevoel van ongemak gegeven. Maar na een paar dagen vloeide het weg en voelde ze rust. Opluchting.
Ze zou stoppen met door een vergrootglas te kijken naar het verhaal van een jongetje, dat ze nog nooit had gezien, simpelweg ophouden er plek in in te nemen.
Die dag was ze vrij. Het was dertig graden. Ga je mee een ijsje kopen? vroeg ze aan haar vriend. Ja, zei die, dat is goed. Ze schoot haar lievelingsjurkje aan en daarna zei ze: en misschien kunnen we onderweg wat praten. Ik ben benieuwd hoe het met je gaat.