’s Avonds, net voor het slapengaan, ontdekt de fortuinlijke mestkever nog wat aanklevend lekkers aan zijn voorpoten, en prijst zich vervolgens gelukkig over het overvloedige vuurwerk van het olifantenbestaan.
Een druppel uit de magische heksenketel genoegd. Een slok van de pikante bouillon, de aanraking met Midas. Je lip aan die beker te zetten en in gulzige slokken al het zout en de essentie naar binnen slurpen. Zo legt alles, ieder mineraal en alle werkelijkheid, zich aan ons – trekt en slurpt ons uit iedere toestand, gaat met ons aan de haal, legt ongevraagd die vette lip aan onze zintuiglijkheid en zuigt alle indrukken uit je kop.
Voel je dat wanneer je heel even uit de prozaïsche symbolen van het leven lijkt te treden, wanneer de heilige soep wordt geserveerd, je tot jouw spijt net dan de melodie van iedere inspiratie niet kan verstaan?
Jongen, wacht even, alvorens je gaat zweven – wat zat er in die beker? Maar een druppel? Want ja, deze bibliotheek en mijn grootvader zijn identiek, kop en munt, boek en kaft, mens en leven.
Wie te veel in de hotpot heeft geroerd, stijgen de visioenen naar het hoofd en wordt in het tienvoud aan indrukken terugbetaald.
De mestkever rolt zijn balletje verder. Dagelijks een essentie groter dan zijn wezen te kunnen bepotelen. De mestkever kent geen taal. De mestkever begrijpt jouw vragen niet. Beweging in naamloze doelen zonder richting of centrum. De mestkever rolt geen vraagteken verder. De mestkever heft onze planeet op.
Of de eksters, die het glanzen van de zilveren lepels kennen, het kunnen begrijpen? Of de scarabeeën, die vertrouwd zijn met de geheimen van de Farao, in de lach schieten?
De mestkever die dankbaar de armen spreidt. De mestkever die nooit uitgeknuffeld geraakt. De mestkever in een gevoeligheid die niemand begrijpt.