Af en toe doe ik het: Ik neem de trein naar Düsseldorf en boek het goedkoopste hotel, in een buitenwijk van de stad. De douche is op de gang en ik kijk uit op verlaten kantoorgebouwen. De Russische eigenaar draagt altijd mijn tas naar boven ook al stribbel ik tegen. Tot ’s avonds laat kibbelt hij met zijn vrouw in de gangen, hij met een diepe bas, zij op zijn minst een sopraan. In de ochtend zijn er gebakken eieren. Er is yoghurt met poeder om het de smaak van aardbei of perzik te geven en de Rus schenkt waterige koffie. De Duitse rap op de radio krijg je er gratis bij.
’s Middags loop ik de Altstadt in. Ik kom altijd weer bij de Galeria Kaufhof uit en dwaal door de gangpaden vol rekken bandplooibroeken, kinderschoenen en wandrekken, gelukkig dat ik niets hoef te kopen. Als ik de draaideuren uitkom, sluit de stad zich als vanzelf om me heen. De marktkooplui die de keel schor schreeuwen, de orgelconcerten bulderend door de Sankt Lambertuskirche, de mensen die bier drinken, staand aan tafels, en lachend de dag uitluiden.
De straatjes lopen steeds hoger, tot de rivier waar alles om draait. Terrassen zijn tegen de oever geplakt en her en der zitten mensen in het gras. Düsseldorf is mijn nieuwe Parijs. Ik schrijf er gedichten over zingende creditkaarten of de geur van espresso.
Met gloeiende voeten kom ik de kleine hotelkamer binnen. Behalve een auto in de verte hoor ik niets. Ik schuif het gordijn opzij. Boven de kantoorgebouwen staat een volle maan. Ik zie hoe een donkere wolk langzaam voor de maan trekt. Waar de wolk dunner is, schemert het licht van de maan er doorheen en daar doemt ze alweer helemaal op uit het zwart als een foto die in een doka uit de vloeistof wordt gehaald. Tot de volgende, en de volgende wolk in een hypnotiserende, onregelmatige herhaling. Ineens begrijp ik het: De maan is er altijd. Hoe de wolken ook bewegen, achter de beweging, achter de dingen, daar gebeurt het.