Terwijl Joey zijn best doet om te ontdekken waar ze naartoe rijden, bekruipt hem een lichte twijfel. Hij is de enige in het busje. Tegenover hem hangt een bord: ‘Alles wat u heeft gezegd, wordt vanaf nu tegen u gebruikt.’ Natuurlijk heeft hij principes. En natuurlijk had hij het allemaal geroepen. Maar met de gevolgen had hij zich niet bezig gehouden. Gevolgen zijn voor angsthazen en domme klootzakken. Daarom had hij geen sorry gezegd.
“Joey?” In het licht van de geopende wagen verschijnt een zwarte man in een politie-uniform.
“Gadverdamme,” scheldt Joey.
“Uitstappen,” zegt de man.
“En als ik daar geen zin in heb?”
Van zijn vingers maakt de man een pistool. “Dan schiet ik je helemaal kapot!” Hij schreeuwt de woorden en slaat op zijn borst. “Of nie, dan!” voegt hij toe en hij spuugt op de grond.
De woorden komen Joey vreemd bekend voor. De man glimlacht, maar houdt nog steeds zijn pistool in de aanslag.
“Oké,” zegt Joey. “Doe maar rustig.”
Wanneer hij uitstapt ziet hij enkele meters voor zich een rood-wit lint. Daarnaast staat een bordje: ‘grens’.
“Je moet de grens over,” zegt de man.
“Waarom?”
De man neemt een teug lucht en schreeuwt dan opnieuw. “Omdat er voor rotzooitrappers maar één oplossing is: het land uit!” Joey herkent zijn eigen woorden, maar probeert niet te laten merken dat ze hem angst inboezemen.
Achter het lint staan stoffen tenten. Aan sommige hangen spandoeken, zoals Joey er ook een bij zich heeft. Op de dichtstbijzijnde staat een varken met daarnaast WEG MET DE ISLAM. Een tent verderop heeft iemand op een rood-wit-blauwe vlag de tekst gezet: EIGEN VOLK EERST, WEG MET DE VLUCHTELINGEN.
“Ik hoor hier niet,” zegt Joey.
“Precies,” zegt de man. “Daarom moet je het land ook uit.”
“En als ik het daar niet mee eens ben?”
“Pech. Dit lost een hoop problemen op.”
“Maar…”
“Lopen nu!” brult de man. “En blijf van onze dochters af!”
Wanneer hij door het lint gaat, ziet hij pas hoe eindeloos groot het kamp is.
“Kom maar,” zegt een dikke vrouw die verderop staat. Haar shirt is opgekropen waardoor je de vetrollen ziet. Ze wijst naar haar oranje tent. “In Oranje dachten we ook niet na.”