Uiteindelijk eindigde de wereld in 2020. Dat vond iedereen achteraf ook wel prima. Iets met een oorlog, een tsunami, bosbranden, iets anders klimaat-achtigs, weet ik veel. Het was in ieder geval wel goed zo. Voor iedereen. Nou ja, bijna iedereen dan. Een klein groepje van zo’n honderd mensen overleefde het. Oja, en een hond genaamd Greta.
De honderd mensen en de hond zochten elkaar op om te kijken hoe het nu verder moest. Iedereen was het er wel over eens dat het einde van de wereld ook een mooi begin was. Als eerste werd besloten om iedereen vanaf nu ook écht gelijk te maken. Er waren geen mannen, geen vrouwen, er waren alleen nog maar ‘dingen’. Alle dingen besloten hierop hun hoofd kaal te scheren. De hond blafte, maar niemand hoorde het.
De honderd dingen waren erg content met hun eerste regel. Ze besloten dat het wel gevierd mocht worden. Het laatste bier werd opgedronken en de dingen hadden een feestje. Er waren twee dingen die het wel geinig leek om, ter verhoging van de feestvreugde, het overgebleven vuurwerk aan te steken. Dat vond de rest geen goed idee. De dronken dingen die een fikkie wilden maken waren teleurgesteld en boos. Ze begonnen te schreeuwen en te schoppen.
‘We zijn gekwetst’ riepen ze heel hard.
De hond blafte, maar iedereen was te dronken om het te horen.
De volgende ochtend, toen iedereen weer iets bijgekomen was, besloten de dingen een nieuwe regel te maken. Vuurwerk was verboden, maar om dit te compenseren mocht er ook niemand meer gekwetst worden. De dingen waren heel content met hun nieuwe regel en besloten dat het wel gevierd mocht worden. De laatste wijn werd opgedronken en de dingen hadden een feestje. Een dronken ding had nog een tractor staan, die was nog van voor het einde van de wereld. Het ding reed dwars door zijn feestende mededingen heen.
‘Bla, bla bla!’ schreeuwde het dronken ding op de tractor.
Niemand snapte zo goed wat het ding wilde. Het ding leek heel boos.
‘Blaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa!’ was het enige wat het dronken ding op de tractor kon uitbrengen. De hond blafte nog, maar niemand leek het op te merken.
De volgende ochtend, toen iedereen wat bijgekomen was, besloten de dingen dat er een nieuwe regel moest komen. Omdat het toch wat uit de hand liep elke keer, werd er besloten om iemand aan te wijzen die in moeilijke kwesties met vuurwerk en tractoren de knoop kon doorhakken. Er volgde een stemming. De ene helft ging voor de slimste van de groep, de andere ging voor de luidruchtigste.
Het luidruchtigste ding bleef maar schreeuwen en werd uiteindelijk ook maar gekozen. Doordat iedereen zich kaal had geschoren, leken alle dingen op elkaar. Om verwarring te voorkomen kreeg het ding dat de knopen moest doorhakken wat uiterlijke kenmerken mee. Het kreeg een pruik op en werd oranje geschminkt. De hond bleef maar blaffen, maar het leek niemand meer te interesseren.
De dingen waren erg content met deze regel en besloten dat het wel gevierd mocht worden. De laatste sterke drank werd opgedronken en de dingen hadden een feestje. Er werd gezongen en gedanst. Een ding danse zo wild, dat deze prompt op de tenen van het ding met de oranje schmink en de pruik ging staan. Die gooide op zijn beurt weer een glas richting dat ding, maar het raakte een ander ding. Zo ontstond er ruzie tussen alle dingen.
De volgende ochtend, toen iedereen weer een beetje bijgekomen was, besloten de dingen dat er een nieuwe regel moest komen. Om te voorkomen dat de dingen weer ruzie zouden maken, mocht er niet meer gezongen of gedanst worden. De dingen waren heel content met hun nieuwe regel en besloten dat het wel gevierd mocht worden. Alleen ze hadden alles opgemaakt. Het bier, de wijn, de sterke drank: alles was opgedronken. Sommige vonden dit de schuld van het oranje ding met de pruik. Die moest afgezet worden, riepen ze. Het oranje ding blafte terug en zei dat het de schuld van de hond was. De dingen kwamen er niet uit.
‘Wij gaan’ zeiden een paar dingen na een tijdje.
Ondanks dat de meeste dingen het erover eens waren dat het beter was om als dingen bij elkaar te blijven, besloot het kleine groepje dingen te vertrekken. Misschien was er ergens nog bier te halen. En dan hoefden ze dat in ieder geval niet te delen met iedereen.
Nadat de eerste dingen waren vertrokken, volgden er steeds meer. Uiteindelijk ging elk ding een eigen kant op.
Behalve de hond. Die bleef maar blaffen. Maar niemand hoorde het.