De rij voor de servicebalie van Albert Heijn is lang. Theo heeft een krukje meegenomen. Vanuit zijn bovenwoning had hij ze al zien staan. De tientallen ontevreden mensen. De meeste hebben grijs haar. Theo niet. Hij kleurt het iedere zes weken. Natuurlijk middelbruin, tegen grijze haarpunten, gemakkelijk aan te brengen.
Zijn buurvrouw opent een thermosfles. Wolkjes waterdamp ontsnappen. Oploskoffie, dat ruikt hij. Ooit kocht hij bonen in. Uit Jamaica en Venezuela. Hele partijen. Soms met een kiloprijs waar je een auto voor kon kopen. Hij was er goed in, maar toen hij 65 werd, moest hij stoppen. Nog altijd koopt hij bonen. Al het andere is geen echte koffie.
“Het is een schande”, mompelt de vrouw. Ze probeert het bleke bruine water in te schenken. Haar hand trilt. Aan haar arm hangt een zwart tasje, uit haar zak steekt een linnen variant. Misschien hoopt ze dat daar straks de nieuwe in kan.
“Kan ik helpen?” vraagt Theo. Hij gaat zuchtend op zijn krukje zitten, voelt zijn onderste ruggenwervels kraken. Zijn broek kruipt omhoog. Een koude wind blaast langs zijn blote enkels. Een rilling trekt door zijn lijf.
“Oh, dank u.” De vrouw drukt hem de dop van de fles in de hand, die nu als beker dient. Een dun straaltje vult de dop.
“Een schande is het”, zegt ze nog eens. Theo denkt dat ze het niet over de koffie heeft.
“De afgelopen maanden was het al bevroren en nu is het nog minder.”
Theo knikt. Hij schrok er ook van vanmorgen.
“Hoeveel jaar heeft u premie betaald?” De vrouw neemt een voorzichtig slokje.
“44 jaar.”
De rij komt in beweging. Theo schuift zijn kruk een halve meter vooruit. Achter hem hebben zich alweer nieuwe mensen aangesloten. Een kleuter blijft staan.
“We zijn boos”, zegt de vrouw tegen het kind. “Boos”, en ze fronst haar wenkbrauwen. Het jongetje begint te huilen. “Ja, dat zou ik ook maar doen”, zegt ze. “Als jij ooit zo oud bent is er niks meer over.”
Theo probeert door de glazen schuifdeuren te kijken. Hij ziet een medewerker heen en weer rennen. Op de deur staat ‘Niet tevreden, geld terug.’ Hij kijkt in de plastic zak die hij mee genomen heeft. Zijn pensioen ligt er als een zielig ontdooid hoopje in.
“Het mijne is nog kleiner”, zegt de vrouw. En ze houdt haar zwarte tas open. Op de bodem liggen twee brokjes groenig spul in een boterhamzakje.
De rij schuift opnieuw een stukje op.
“Het duurt niet lang meer”, zegt Theo. Meer tegen zichzelf dan tegen de vrouw. Die lijkt hem niet te horen. Ze ademt zwaar. “Dit kan niet”, roept ze. “Dit mag niet.” Er stijgt rumoer op uit de rij. Iemand laat een harde vloek. Theo kijkt op. Op een van ramen plakt een meisje een poster. In dikke zwarte letters staat er op: ‘Sorry, alle pensioenen zijn op. Ruilen kan niet meer.’