Hij had zijn tentje opgezet, net buiten de ring. Hij had behoefte aan een beetje spanning in zijn leven. Een beetje avontuur. Een week eerder waren zijn ouders erachter gekomen dat hij wel eens drugs gebruikte. Het is legaal, zei hij, toen ze hem erop aanspraken. Dat legaal niet hetzelfde was als ongevaarlijk, hadden ze gezegd. Daar had hij van onder de indruk geleken. Hij zwoer dat hij geen designerdrugs meer zou nemen.
Alles wees erop dat hij het nog één keer had willen doen. Een tripje maken. Hij had een briketje aangestoken en was gaan liggen. Het gif had stil en ongemerkt zijn werk gedaan. Een gymnasiast, veertien jaar. De CO-concentratie in kleine ruimtes kon gemakkelijk te hoog worden, dat wist hij. Hij had een koolstofmonoxide-detector meegenomen. Zijn dood was vermoedelijk snel en pijnloos gegaan.
Volwassenen konden ervoor kiezen, nog even naar kantoor te gaan. Voor jongeren werd elke verplaatsing onmogelijk. De eerste schoolsluiting in de lente, die hielden ze vol. Ze dachten dat het tijdelijk was en na de zomer over. Nu hadden ze geen reserves meer. Het duurde te lang. Het weer was koud en nat, er mocht per huishouden maar een persoon per dag binnenkomen en buiten zijn was vanaf negen uur verboden.