Ik heb mezelf herfstvakantie gegeven en ik kan me niet herinneren dat het ooit zo erg herfst is geweest. Wind. Bladeren. Regen. Ik ben vandaag al drie keer nat geregend.
De eerste keer toen ik Koos ging uitlaten en ook boodschappen deed. In dit soort weer kun je de dingen maar beter combineren. Ik kocht te veel en liep met volle zakken en handen naar huis. Koos rook iets, een pot tahini viel uit m’n zak; mijn regenjas vol met tahini en dat is plakkerig spul. Thuis sneed ik me aan de scherven.
De tweede keer toen ik naar de film probeerde te fietsen. Koos had geen problemen met de regen of de wind, ze rende precies snel genoeg naast mijn fiets. De snee in mijn vinger had het moeilijker. De pleister hielt het niet meer en overal droop bloed. Bloed en regen. Herfsthorror. Een mondkapje hielp tegen het bloeden. Maar zonder kapje mocht ik de pont niet op en de film was over de pont en ik was laat en doorweekt van de regen en het bloed. Koos snapte niet waarom we waren gaan fietsen als we toch weer omdraaide, maar ze snap wel vaker niet waar we naar toe gaan, dus ze vergaf me snel. Althans nadat ik haar af had gedroogd. Toen viel ze in slaap.
De derde keer komt zo, want ik heb geen eten in huis en Koos moet zo toch echt weer naar buiten. Ik denk dat ik een tas meeneem.
Ik kan me niet herinneren dat het ooit zo erg herfst is geweest. De katten ook niet. Als twee sfinx-zusjes zitten ze naast elkaar naar buiten te kijken. Naar buiten waar alles beweegt. Ze houden van bewegende dingen, maar ze blijven binnen. Ik ook. Ik blijf binnen en verpest Japanse puzzels en drink m’n lauwe koffie. Ik wil in een bioscoop zitten droog en zonder bloed. In een kroeg met een boek. Of op een Grieks strand met een biertje. Ik kan me niet herinneren dat het ooit zo erg herfst is geweest.