‘Je kan op deze manier een begin maken met het aflossen van je schulden,’ had zijn moeder tegen hem gezegd.
Zijn moeder had gelijk, maar ze had geen idee van de hoogte van de bedragen die Menno moest betalen. Drie uur per week zwart werken voor vijftien euro per uur zou zijn problemen niet oplossen.
Menno wist niet hoe hij zijn problemen wel op kon lossen. Hij schaamde zich en had het allemaal verborgen willen houden, maar zijn moeder zag eens een stapel ongeopende enveloppen tussen zijn studieboeken zitten. Sindsdien probeerde ze hem constant te helpen.
‘Laten we samen alle post een keer doornemen,’ zei ze dan. Of: ‘Ik zag dat ze op zoek zijn naar vakkenvullers bij de Lidl.’
Menno was te trots om zich te laten helpen door zijn moeder en hij wilde al helemaal niet dat zijn vrienden hem zouden zien in een supermarktoutfit.
Via via had Menno’s moeder gehoord over mevrouw van Broeck. Sinds haar man overleed lukte het mevrouw van Broek niet goed meer om voor zichzelf te zorgen. Ze was 86, de boodschappen waren te zwaar, het stofzuigen te vermoeiend en de laptop stond sinds de dood van haar man dichtgeklapt op het eiken bureau.
Om zijn moeder gerust te stellen besloot Menno bij mevrouw van Broeck langs te gaan. Mevrouw van Broeck had ondanks haar moeite met het doen van de boodschappen taartjes in huis gehaald. Met een bevende hand zette ze de taartjes op schoteltjes een gouden randje en bracht ze op haar rollator naar de woonkamer.
‘Wat fijn dat u me wilt komen helpen,’ zei ze tegen Menno.
Menno glimlachte ongemakkelijk.
‘Waarom haalt u geen professionele hulp in huis?’ vroeg hij haar.
‘Geen denken aan,’ antwoordde mevrouw van Broek. ‘Voor je het weet stoppen ze je in een tehuis.’
‘Wat wilt u dat ik doe?’ vroeg Menno.
Mevrouw van Broeck pakte een papiertje uit haar borstzak en gaf het aan Menno. Een boodschappenlijstje. Onderaan de lijst stonden vier cijfers.
‘Je mag het lijstje niet in mijn portemonnee stoppen,’ zei mevrouw van Broeck. ‘De pincode staat erop, die mag je niet bij de pas bewaren.’
Menno knikte. Je wist maar nooit wie je kon vertrouwen.
‘Als je terug bent, mag je het bed verschonen.’
Menno keek er niet naar uit het bed van de oude vrouw aan te raken.
‘En ik weet niet of je handig bent met de laptop, maar de belastingdienst wil dat ik iets doorgeef voor de zorgtoeslag. Er is een code voor nodig, mijn man heeft hem opgeschreven op een vel papier achter in de map met administratie.’
‘Natuurlijk,’ zei Menno terwijl hij het papiertje in zijn broekzak stopte. ‘We kijken er straks meteen naar.’