Ik heb foute dingen gedaan. Ik zal het accepteren. Als ik het niet zou accepteren, zou ik niet eens weggegaan zijn bij IS, dan zou ik daar zijn gebleven. Maar ik besef dat ik foute dingen heb gedaan. Het besef is er. Heeft u dat opgeschreven?
Bilal is mijn man, mijn strijder. Hij was van de zedenpolitie in de nieuw veroverde stad. Wij zouden het paradijs gaan vormgeven. Hij liep door opstuivend woestijnzand naar me toe en had een kalasjnikov in de hand. Van dat woestijnzand is niet waar. Het was een stad vol flats, winkels en kappers. Na een tijdje waren het gapende gaten met overal lichamen tussen het puin.
Mijn moeder zei vroeger: Je woont niet in een film, Ilham, maar in mijn hoofd kan ik films maken wat ik wil. Ik was in het zwart. De zon brandde me weg. Het was een offer voor Allah, de Erbarmer en meest Barmhartige. Ik voelde me een weduwe in rouw om een wereld zonder God.
Nu was ik de bruid. Alles kwam samen, ik hoefde alleen maar ja te zeggen. Hij raakte mijn hand aan. Ik kende hem van schokkerige beelden op internet. Zijn adamsappel bewoog toen hij slikte, zijn ogen glansden als granaten. Nee, als de maan in een winternacht, schrijf dat maar op. Ik was niet gelukkig in Gouda. De kaaskoppen moeten je niet en je eigen broeders en zusters vergeten waar ze vandaan komen. Je hoort nergens bij en in jezelf kun je God niet vinden. Onze mannen raken verward van spijkerbroeken, navels en make-up. Het zijn vloeken in een heiligdom en ik wilde niet langer vloeken, weet je.
Hij raakte door de stof mijn gezicht aan en nam me mee naar een villa. Mijn God is de Voorziener. Het was alsof ik vier jaar op vakantie was. Niemand zei wat ik moest doen. Ik had een hele rustige leven. Ik kwam bijna nooit buiten. Op de binnenplaats bloeide de jasmijn. Nu wil ik terug naar Nederland. Ik besef het. Het besef is er. Ik ben zwanger maar wil niet in de gevangenis in Syrië bevallen.