Ik wacht bij de bushalte. Op de bus, dat zeg ik er maar bij, want je kunt er natuurlijk ook op iets anders wachten. Achter de halte is een pleintje dat waarschijnlijk ooit door iemand is ontworpen met het idee dat het een bruisende en levendige plek moest worden. Een esthetisch en harmonieus samenspel van functionaliteit en menselijke interactie, want sociale verbinding begint bij de openbare ruimte. Zoiets. Ik sta dus voor dat treurige pleintje waar normaal gesproken nooit iets gebeurt.
Maar nu is er een pop-up-open-air-kerstboomstore, al noemen ze het niet zo, want de bedoeling is dat het eruitziet alsof er hier midden in de stad ineens een dennenbos is ontstaan. Op het asfalt ligt groen roltapijt dat bosgrond moet voorstellen. Er werken drie kerstboomverkopers – mannen met kort haar, versleten spijkerbroeken en brede schouders. Al kan het laatste ook een optische illusie zijn en dragen ze gewoon veel lagen thermoshirts onder hun truien, waardoor ze zo breed lijken. Ze hebben geen jassen aan, ook al is het december en koud. Ik snap het wel. Ik had ook ooit zo’n fase. Toen was ik acht en wilde ik het hele jaar door in korte broek naar school.
Ik vraag me af wat kerstboomverkopers de rest van het jaar doen. Ik kan het ze gewoon vragen, maar ik ben bang dat ze dan een goed verhaal vertellen en ik uiteindelijk een kerstboom koop. Ik ben gevoelig voor goede verhalen bij pop-up-open-air-stores. Ik heb eerder twee T-shirts, een trui, een knuffelnijlpaard en een schilderij van een kont in vergelijkbare situaties gekocht, waar ik trouwens geen spijt van heb, maar ik zit niet echt op een kerstboom te wachten. Ik vraag het aan mijn telefoon en lees: ‘Kerstboomverkopers zijn vaak creatieve ondernemers die zich aanpassen aan de seizoenen.’
Nu ben ik toch benieuwd. Ik loop naar de enige van de drie die niet met een klant bezig is en vraag wat hij de rest van het jaar doet. Hij kijkt me aan alsof ik een verwarde persoon ben, hoewel híj́ in de war is, want hij zit nog in het verkeerde communicatiescript over de naaldvastheid van de Nordmann, en dat je de boom niet meteen in de warme woonkamer moet zetten, zodat hij kan wennen aan de temperatuur. Ik blijf om me heen kijken of de bus al komt, wat niet helpt in dit gesprek. Waarschijnlijk denkt hij dat ik niet alleen verward ben, maar ook op de vlucht. Als ik de vraag voor de derde keer herhaal, komt de bus. Ik draai me om en haast me naar de halte. ‘Ik heb een huisje in Spanje. Kom een keer langs,’ roept de kerstboomverkoper terwijl ik instap.
Over welk nieuws gaat dit?