Op het erf is van alles aan de hand; de kippen komen in formatie uit hun rijtjeshokken en volgen een colonne van varkens en schapen die naar de rand van het weiland marcheert. Twee paarden komen van de andere kant van het grasveld aangegaloppeerd en worden op de hoef gevolgd door een nukkig ezeltje. Vanuit de megastal even verderop klinkt luid geloei; de koeien hebben geen idee van wat er buiten gaande is, legt de ezel uit als hij eenmaal aangekomen is, maar moeten simpelweg gemolken worden.
‘En als je het allemaal zo goed weet, Benjamin,’ begint Ron, een van de grotere varkens, ‘kun je ons vast ook wel vertellen wat daar ,’ hij wijst met zijn hoef naar de binnenplaats, ‘gebeurt.’ Op de binnenplaats hebben zich een hele hoop auto’s verzameld, of nou ja, een aantal busjes van lokale nieuwszenders, en vooral veel tractors. Het is een wirwar van overalls en microfoonhengels, en de dieren kunnen hun boer niet direct ontwaren. De dieren houden het nauwlettend in de gaten, een van de kippen is op de nek van de hengst gaan zitten om het beter te kunnen zien, en er wordt hevig gespeculeerd over wie wat komt doen en waarom. Soms verhuizen er dieren naar andere boerderijen, misschien is vandaag wel weer zo’n dag. Het zijn vooral koeien en varkens die op reis gaan, wat ze soms op afgunst van de anderen kan komen te staan.
‘Toevallig,’ zegt de ezel, ‘weet ik dat, ja.’ Het valt stil. ‘Die man daar, de enige met een das om, nee, het kledingstuk, een stropdas, da’s Hans Wiegel.’
‘Hans Wiegel?’ vraagt een van de schapen.
‘Een VVD-coryfee.’
‘Wat hebben wij daarmee te maken?’ vraagt een ander schaap. ‘Hij is niet een van ons.’
‘Nee, fee, met een F.’ De schapen fingeren begrip, niet echt overtuigend. ‘Laten we zeggen dat hij Heel Belangrijk is.’
‘Aaaaaaaaah.’ De schapen lijken daar al genoegen mee te nemen, maar dan klinkt luid de stem van een van de paarden: ‘Maar wat komen ze doen?’
‘Als ik het goed heb begrepen,’ zegt Benjamin bedachtzaam, ‘komen ze een wolvenhek plaatsen. Tegen wolven.’ Hij is nog niet uitgepraat of er barst een gejoel los bij alle dieren. Ze beginnen te stampvoeten en te briesen, te steigeren en te knorren.
‘Een wolvenhek! Wat goed!’
‘Eindelijk van die monsters bevrijd!’
‘Een wolf heeft mijn jongere zusjes opgegeten.’
‘En die wolf steelt ook al een maand onafgebroken al onze eieren!’
‘Ik hoorde laatst dat een wolf kreupele Guus heeft doodgebeten!’
‘En helemaal heeft opgegeten!’
‘En hij was ook degene die al die smerige leugens tegen de koeien vertelde…’
‘… waardoor ze nu niet meer bij ons in de wei willen zijn!’
‘Een wolf heeft laatst in mijn bed gepoept.’
‘En in het mijne!’
‘En ze hebben de oogst doen mislukken, waardoor we steeds hetzelfde eten krijgen!’
‘Ja!’
‘De wolf!’
Alle dieren staan nu aan het hek te rammelen uit blijdschap voor dit nieuws en uit woede voor de wolf die hen zo lang heeft geterroriseerd.
‘Niet langer!’ schreeuwt Ron. ‘Niet langer worden wij bedreigd! Dankzij de mensen, en zeker dankzij Corrie Vee hebben wij niets meer te vrezen, en leven we nog lang en gelukkig!’
Terwijl de dieren roepen en dansen en scanderen, is Benjamin weggelopen. Hij draait zich nog één keer om en ziet hoe Hans Wiegel onhandig het hek in de grond heit, en sjokt dan door naar de megastal om de koeien te vertellen wat er buiten allemaal gebeurt.