De schrijver en de tekenaar, de kapper, postbode, vuilnisman.
De conducteur, de machinist, betonvlechter, scheidsrechter,
de brugwachter, de notulist.
De directeur, politicus, de psycholoog, de advocaat, de psychiatrisch verpleegkundige.
Architect, tandarts, boswachter en voetballer, bouwvakker, rechter, tennisleraar, rechercheur,
de ongedierte bestrijder, de degenslikker, de accountant, en de sales representative.
De conservator en de journalist, de dichter,
de serveerster en de seizoenschocolade ontwerper, de kok, de geitenboer, de melkveehouder, ijscoman.
De danseres, de brandweerman, rabijn, dominee en afwashulp.
De sergeant-majoor, de garagist, loodgieter, kaasmaker, de fietsenman,
de rechter en de opticien, snackbarhouder, meester, juf.
Pijpfitter, automonteur, hoer en timmerman, colporteur, rij-instructeur.
De laborant, de stuurman en de kapitein.
de recensent, gerechtsdeurwaarder, stukadoor, acteur en bollenkweker.
Hand in hand in hand in hand.
Kijk, de slager en de bakker dansen met elkaar.