Heet je wel zo? In de meeste boeken waarin je voorkomt gunt je schrijver je niet eens een naam.
Ik weet nog dat ik je ontdekte. Dat was in Parfums. Daar kom je twee, drie keer in voor. Ik meen dat je de ik-persoon na het voetballen pest omdat’ie nog een kinderpikkie heeft. Een paar hoofdstukken later ga je er op het schoolfeest met zijn meisje vandoor.
In Le rapport de Brodeck kwam ik je weer tegen, ditmaal als kampbewaarder. En daarna in nog een paar andere boeken van Philippe Claudel. Ik weet niet eens meer welke.
Je ‘eindigt’ in Le bruit des trousseaux. Dan zit je in de bak, en raad eens wie je daar komt vervelen met Franse literatuurles?
Precies. De ik-persoon.
Volgens mij zit het zo. Jij bent een pester uit de jeugd van je schrijver. En nu neemt hij wraak. Jaagt hij je op, van boek tot boek. En pas als dat verdomde schrijvertje sterft, zal jouw vernedering eindigen.
Over gevangenis gesproken.
Je lift niet eens mee op zijn succes. Je krijgt niet eens een plaats in de literatuurgeschiedenis als antagonist – zelfs dat gunt hij je niet. Daar maakt hij je net niet belangrijk genoeg voor. Een zinnetje hier, een halve alinea daar. Ik vraag me af hoeveel mensen weten van jouw bestaan, hoeveel mensen jou in dat rijtje boeken hebben opgemerkt.
Het is een perfect uitgevoerde wraakactie. Boek na boek word je voor lul gezet, en wat hou je eraan over? Niets. Niet eens een naam. Ja, Jérôme. Eén keer. Daarom noem ik je zo. Beschouw het maar als een cadeau.
Ik wens je sterkte toe,
Manik
Rondom de Boekenweek heeft Shortreads een aangepast programma: drie weken lang verschijnt er elke werkdag een brief aan een romanpersonage.