De poortjes gaan open, opgetogen neemt hij plaats in het voorste wagentje.
‘Mag ik uw ticket zien?’ vraagt de medewerker.
Uit zijn achterzak trek hij het exclusieve entreebewijs, zijn buurman doet hetzelfde. De medewerker knikt als hij het betaalbewijs geverifieerd heeft en controleert hun beugels. Dan stapt hij naar achteren en knikt naar de jongen achter de knoppen.
‘Moeten de mensen achterin niet gecontroleerd worden?’ vraag ik aan de man naast me.
‘Die hebben niet betaald.’
Ik knik, maar vraag me af of dit wel eerlijk is. Mijn vertwijfeling maakt plaats voor opwinding wanneer ik het stoplicht op groen zie schieten. De sliert wagens schiet in beweging en rijdt de baan op. ‘Ik heb hier lang naar uitgekeken,’ schreeuw ik tegen de wind in naar mijn buurman.
Die knikt, ‘het stond al jaren op mijn bucketlist.’
Ik luister naar de ketting die ons omhoog takelt, naar het hoogste punt van de achtbaan. De spanning in mijn buik groeit in afwachting van de plezierige verstrooiing die me te wachten staat. Die de verveling van het mondaine leven even op afstand kan houden. We zijn boven, voor een moment geniet ik van het weidse uitzicht. Ik werp een blik over mijn schouder. De mensen achter me kijken somber, alsof zij helemaal niet genieten van de rit van hun leven.
De achtbaan glijdt richting afgrond, houdt een moment halt en stort dan de diepte in. Hij vliegt de bocht door, draait de eerste schroef in en stormt af op de looping. Terwijl de sliert wagens ondersteboven hangt, klinkt er een oorverdovend gekras. We stoppen abrupt middenin de looping.
Ik voel het bloed naar mijn gezicht lopen. Beneden wordt groot alarm geslagen en ik zie verschillende medewerkers in actie schieten. Achter mij hoor ik verschillende mensen schreeuwen, er volgen doffe ploffen. Hun beugels zijn losgeschoten, op de grond liggen ze te happen naar adem.
‘We komen jullie redden,’ roepen de toegesnelde reddingswerkers naar ons. Ze stappen over de dode en kermende mensen heen. In hun kielzog volgen fotografen en camera’s.
‘Waarom help je hen niet?’ vraag ik aan de reddingswerker die me zekert om veilig af te kunnen dalen.
‘Jullie hebben het geld ervoor.’
Journalisten rennen op me af en vragen me van alles.
‘Kun je een stap naar rechts doen,’ vraagt de cameraman, ‘ik krijg die dode gelukszoekers in beeld.’
Ik kijk achter me, naar de lichamen op de grond. Ze verdronken in oneerlijkheid, en niemand wil ernaar kijken.
Sanne Helbers