Sinds kort woon ik in dit grote witte huis met pilaren. Ik weet niet of het het grootste huis is maar het is enorm. Echt enorm.
Ik heb ook een vliegtuig gekregen. Ik had al een vliegtuig, een veel groter vliegtuig. Met hele zachte handdoekjes.
In het nieuwe vliegtuig zijn de handdoekjes te hard, maar ik heb een klacht ingediend. Je mag hier gewoon zeggen wat je wilt: welk eten je in de ijskast wilt hebben.
Ik mag sowieso alles zeggen en vragen, dus heb ik gezegd dat ik alle door te nemen informatie op maximaal 1 A4 wil en niet meer dan negen punten per dag. Ik heb al amper tijd voor televisie, dus nu heb ik gevraagd of ik alle media-optredens van mijn adviseurs mag zien.
Het telefoonsysteem in dit huis is fascinerend. Echt fascinerend. Dat heb ik ook gezegd. Als iets goed is, mag dat ook gezegd.
Mijn vrouw was iets van plan met een kamer hier. Iets met goud waarschijnlijk. We hebben heel erg dezelfde smaak. Maar zij woont liever in de toren. En mijn tienjarige kan erg slecht tegen verandering dus die blijft ook in de toren.
Ik zie mijn dochter vaker dan mijn vrouw. Maar de oppositie moet wel van haar afblijven. Zo oneerlijk behandeld. Terwijl ze zo geweldig is. Ze is juist altijd bezig mij het juiste te laten doen.
Die rechter die ik net heb aangenomen vind ik heel ondankbaar. Zo ondankbaar. Ik mag nu niet meer nep-rechter zeggen. Omdat ik iets dan niet helemaal serieus schijn te nemen. Iets met de scheiding der machten.
Op een dag zal ik presidentieel zijn. Dan zal ik zo ontzettend presidentieel zijn dat jullie je kapot zullen vervelen. En dan staan er hier niet tienduizend mensen, wat zeg ik, miljoenen mensen, maar misschien maar honderdvijftig. Dat kun je nu niet voorstellen. Nu ben ik nog groot, wat zeg ik, groots.