Ze laat het lauwe water in de emmer lopen. Voelt met haar pols of het niet te heet is. Dat ziet ze mama altijd doen wanneer ze een bad voor haar broertje maakt.
In de bijkeuken pakt ze de biotex.
Biotex ruikt naar vakantie en naar papa.
Als ze kamperen, weekt mama er hun vuile sokken in. Papa maakt er de ontstoken uiers van de koeien mee schoon.
Zij wast er het bloed mee van haar handen.
Ze stroopt haar mouwen op en dompelt haar armen in de emmer. Lekker glad en lekker warm. Het water kleurt doorzichtig roze.
Ze was begonnen met de kip.
Tussen de veren was het warm en het lijf verbazend klein. Ze zwaaide de kip aan zijn nek boven haar hoofd, zijn kam trilde en hij kakelde heel hard.
Dat was grappig.
In de nek zat een knik.
De eenden waren met zijn tweeën. Ze poepten van schrik. Groene drolletjes van het grazen. Ze zag de wittige oogleden snel over de glimmende ogen gaan. Het mannetje vond ze het mooiste, die had groene veren, dat had ze van papa geleerd.
De cavia had haar gebeten. Hij had niet, zoals de kip en de eenden, een duidelijke nek die je goed vast kon pakken. Zijn vacht was zacht en glanzend. Met haar vingers maakt ze draaikolkjes in het water.
Ze had haar best gedaan, maar het dier was te klein en te onhandig. En hij had scherpe tanden. Uiteindelijk had ze op hem moeten gaan staan. Het kraakte, net als de sigarenkistjes van de buurman waar ze vroeger autootjes van maakte.
Met de nagelborstel poetst ze de resten geronnen bloed weg.
Mama maakt gehaktballen vandaag. Ze hoopt op een toetje. Daarna moet ze nog topo leren.