Zijn naam is Wilson, hij is een volleybal undercover als politieagent.
Met een paars krijtje tekent hij een motorfiets, stapt op en rijdt weg.
Even later komt hij aan in Utrecht. Op zoek naar zijn doelwit loopt hij door de stad. Waar hij in het ene shot links uit beeld verdwijnt, komt hij het volgende van rechts binnen.
We volgen hem als hij langs een park loopt en zien dat een van de bosjes een stuk donkerder is dan de rest. Even later beweegt het bosje en springt er een vijand met een geweer naar voren.
Gewiekst als hij is steekt hij zijn vinger in de loop en wanneer de vijand schiet ontploft de loop van het geweer. De vijand is nu woedend en achtervolgt Wilson tot in een doodlopende steeg.
De vijand komt dichter en dichterbij. We zien het volleybalhoofd van Wilson slikken. Hij haalt zijn vinger heen en weer onder zijn kraag.
Maar plotseling verschijnt er een brandend lampje boven zijn hoofd. Hij pakt zijn krijtje en tekent een poort in de blinde muur en rent weg door de ontstane opening. Direct daarna schiet er een trein uit de opening tevoorschijn die met een noodgang over de vijand heenrijdt.
Hierna zien we tal van scenes met vallende aambeelden en als vrouw verkleedde boeven waarvan Wilsons hart zo overstuur raakt dat het met elke slag uit zijn lichaam slaat en zijn tong uitrolt tot deze op de grond ligt.
Tegen het einde ziet hij eindelijk zijn doelwit, hij staat honderd meter verderop, net voorbij een gravelbaan. Hij rent er naartoe maar blijft halverwege de gravelbaan staan en hij direct in de camera. Er wordt een aantal keer in- en uitgezoomd en terwijl het geluid van een schuiffluit klinkt.
Hierna valt hij door de gravelbaan heen in het water.