De vrouw druipt bloed, zweet, tranen en vruchtwater, een ijzerrijk en zoutig spoor over de eerst zo schone vloer. De baliemedewerker duwt voor de zoveelste keer die dag de sneltoets voor het schoonmaakteam in terwijl hij met één rigide wijsvinger de vrouw kort afwimpelt.
“U komt voor…?”
Ze ademt diep uit. “Ik heb een kamer nodig. Inchecken, alsjeblieft.”
“U bent aan het bevallen.”
“Ja, natuurlijk, wat denk je dan?”
“Paspoort en creditcard, graag.”
Ze geeft de baliemedewerker een besmeurd mapje. Alles aan haar is bijzonder vochtig. Hij vraagt zich af of hij niet toch om wat extra handdoeken moet bellen.
“En identificatie van uw kind.”
“Pardon?”
“We kunnen niemand zonder geldig identiteitsbewijs toelaten. De wet, snapt u.”
“Maar ik ben nú aan het bevallen.”
“Eerst even wat papiertjes ophalen dan, mevrouw. Het stadskantoor zit om de hoek. Driehonderd meter en dan links. Daarna check ik u graag in.”
“Maar-”
“Maria moest het met een vieze stal vol vlooirijke dieren doen. U heeft enkel wat papieren nodig. Driehonderd meter en dan links.”
De vrouw krabbelt de driehonderd meter en dan links, door gigantische slijmerige slakkensporen die door anderen als zij zijn gemaakt. Ze moet over een vrouw heenkruipen die met gekromde rug tegen een lantaarnpaal steunt. Tussen haar benen verdwijnt een blauwpaars, ineengedeukt hoofdje met ogen als de hare.
In het stadskantoor is het rustig. Ze haalt de balie, trekt zich omhoog, haar dijbeenspieren gillen als klappend vuurwerk, haar buik is een planeet, een zwart gat, met eigen zwaartekracht, tijd verdwijnt erin.
“Ik heb – AWWUHHH – ik heb identificatiepapieren nodig.”
“Voor uzelf?”
“Voor mijn kind.”
“Naam?”
“Weet ik nNN-nog niet, eh…”
“U heeft het er nog niet met uw partner over gehad?”
De vrouw leunt naar achteren en duwt haar buik richting de balie.
“Ze is vroeg.”
“Ze is er nog niet?”
“Nee. B-pffFFF- Bijna.”
“Deze papieren kunnen pas worden opgesteld en opgehaald ná de geboorte.”
“Maar ik moet eerst een kamer. Het ka-ahhAHHHH- kan niet thuis. En om een kamer te huUUUuuren heb ik deze papieren nodig.”
De baliemedewerker knikt zonder haar echt aan te kijken. Alles is warm en zuur, gesmolten groene-appel-lolly’s.
“Speciale omstandigheden. Dan moet u even een formuliertje ophalen bij het gemeentehuis. Dat duurt meestal maar twee werkdagen, hoor. Formulier E.AW56.0A.”
Buiten is het warmer dan eerst. Geen stijgende zomerzon, maar tientallen zwoegende lijven, de hitte van nieuw leven. Achter de ramen van het hotel kijken de mensen in hun smetteloos medisch witte kleding hulpeloos toe. Sommigen lijken te wenken.
De vrouw vlijt zich tegen een lotgenoot, probeert haar weeën en ademhaling met die van haar te laten samenvallen. De straatstenen verdwijnen onder hun ledematen, vocht, piepkleine armpjes en beentjes onder het slijm. Een rivier. De vrouw sluit haar ogen en hoopt dat de stroom naar huis leidt.