Ooit had ik opeens een Russische kennissenkring. Vrienden van vrienden zeg maar. Dus ze hingen er zo’n beetje bij op feestjes en gelegenheden. Met ongeïnteresseerde hoofden. Cynisch trekje rond de neus. Verwaande oogopslag.
Het was niet mogelijk met ze te praten. Dit door een combinatie van onverstaanbaar Engels en absolute onwil.
Volgens mij toen, kwam dat door hun land en het systeem daar. Hun land was onmetelijk dus wie was jij met je pieplandje. En heel belangrijk, ze hoefden niet aardig gevonden te worden, dingen te kunnen, ergens zin in te hebben; zeg maar een maatschappelijk functionerend mens zijn. Dat hoefde niet
Ik ben nooit in Rusland geweest. Wel in Polen voor de val van de muur. Ik was in Gdansk en ik moest naar Amsterdam. Het station had een uitgebreide toeristeninformatiebalie. Daar kon ik vragen waar de trein ging.
Achter een lange tafel zaten twaalf, dertien medewerkers. Ze keken recht voor zich uit alsof ze poseerden voor een schilderij. Mijn vraag werd niet begrepen. Ik vroeg het in het Engels, in het Duits en zo nog wat talen. Ik probeerde het als los woord: Amsterdam? Uiteindelijk zei een van hen
Gdynia
En ik vroeg dus wat dat betekende. Maar daarvoor was de taalbarrière toch echt te groot. Uiteindelijk wist ik in de stationshal iemand te vinden die mij kon vertellen dat Gdynia een andere plaats was, een ander station, en daar ging de trein naar Amsterdam. (Over een half uurtje. En ik had nog geen kaartje.)
Dus ja… Om te zeggen, dat het systeem de mensen maakt. Want wat maakte het in een communistisch land uit of je je werk deed of überhaupt kon. Het ging erom dat iedereen een baan had. En die baan betaalde altijd even slecht. Of je nou je best deed of helemaal niets. Bleef je baan. Een zinloos bestaan. Geen geluk om te zoeken.
Stuur op zo iemand een Farage af.