Aan de overkant van de straat staan drie vrouwen naast elkaar. Een van hen heeft een kat in haar armen, het dier klauwt onrustig in haar blouse. De vrouw zet hem op de stoep en kijkt hoe hij wegrent, terug naar balkon. Een ander eet een rol mariakaakjes leeg. Haar kaken malen vastberaden, haar rode huid glimt. De derde staart voor zich uit. Een auto passeert. Drie jonge jongens met een beat zo hard, zo tyfus-tering-hard, dat het de beat van hun hartritme overneemt. Hun petjes trillen op hun hoofden mee. Zodra ze de straat uit zijn daalt de stilte neer. Zinderend hangt het tussen de vrouwen in. Dan klinkt het alarm. Vanuit de huizen, de school, de kerktoren van verderop, de auto’s, de telefoons in hun zakken, vanuit de poriën van hun huid. Het komt stotterend op gang. Alsof het twijfelt. Maar luider en luider komt het op volle oorlogssterkte tot het loeiend de stad in stukken schreeuwt. “Te paard zusters, te paard!’ De vrouw met de koekjes gilt het zinnetje luidkeels de lucht in, kruimels vallen op de stoep. Ze pakt een stalen tafelpoot en reikt de andere twee er ook een aan.
De straten stromen vol met vrouwen. Woedende vrouwen, rouwende vrouwen. Allen dezelfde rode lipstickstrepen op hun wangen, gescheurde stroken stof om hun voorhoofd. Hun longen schor, de pupillen groot. Ergens sneuvelt een winkelruit, ergens kapseist een lantaarnpaal. Een groep van drie drijft een man zijn auto in. Er klinkt een knal, gejuich. Het ding brandt uit tot op het bot. In deze menigte is iedereen met borsten dezelfde: een vrouw. Het kwaad, dat is de rest. Handen grijpen, klauwen, duwen, wurgen, beschermen, houden vast. Ze zijn op zoek. Niet naar genade, maar naar gerechtigheid.
Er zijn mannen die schrikken, mannen die brullen, mannen die zo hard huilen dat ze beginnen te kwijlen. Mannen die zich los proberen te worstelen, mannen die schreeuwen, mannen die het stilletjes laten gebeuren. Er zijn mannen die tanden tuffen, mannen die bloed hoesten en mannen die bont en blauw worden achtergelaten op de hoek van de straat. Hun stemmen sterven stilletjes weg terwijl een koor van vrouwen de leegte vult. Hortend en stotend beweegt dit uitdijende vrouwenlijf voort richting plein.
Bloed gutst over de stenen en afgehakte piemels bungelen als trofeeën aan de gevels. Tussen de smeulende stapels dansen de vrouwen. Ze springen hoger dan ze dachten dat ze konden. Hun hoofden naar achter en hun blik gericht op de hemel. Nooit meer gebroken, nooit meer gewroken. Nooit meer ondergeschikt, nooit meer beschermd. Nooit meer een pion in een spel dat je niet hebt willen spelen. Trek je jas uit en je jurk. Trap je schoenen weg, stroop die panty naar benee. Bh de lucht in, slip erachteraan. Eindelijk vrij. Langzaam kleurt het plein rozig rood, chocoladebruin, ambergeel, sneeuwwitje bleek. Billen en borsten verwelkomen de regen. Alles spoelt schoon.
Deze shortread is voor Kim Wall die haar hoofd verloor op zee, een militair die in slaap viel bij een collega en voor meisjes van vier. De gehele maand oktober staat op verschillende manieren in het teken van deskundige hulp voor slachtoffers van seksueel geweld, via het Centrum Seksueel Geweld en het landelijke telefoonnummer 0800-0188 dat slachtoffers 24/7 kunnen bellen.