Ik heb al een vader, maar als ik er geen zou hebben en ik mocht er naar eigen inzicht een kiezen, dan wist ik het wel: Frank.
En ik weet dat Frank een waardeloze vader zou zijn, natuurlijk. Kun je anders verwachten? Hij zou me verwaarlozen, me amper de gelegenheid geven hem te leren kennen, hij zou me altijd laten weten dat hij de belangrijkste persoon op aarde was en dat ik blij mocht zijn dat ik zijn schaduw mocht staan – als hij dat al toeliet. Maar kom op, het is wel Frank.
Altijd als ik ergens sociaal sta te schutteren denk ik aan Frank. Aan hoe hij zich zou gedragen. Een tikje tegen de rand van zijn hoed, een opgetrokken wenkbrauw, de manier waarop hij een sigaret uit het pakje tikt en even zijn hoofd voorover buigt om bij de vlam van de aansteker te komen die hem door een willekeurige omstander wordt voorgehouden. Hoe hij met de rug van zijn hand een stofdeeltje van de mouw van zijn jasje veegt.
Die dingen.
De manier waarop hij zijn ellenboog op de bar legt, die nonchalance, dat minuscule glimlachje dat altijd om zijn mond speelt – en dat een schaterlach kan worden, maar net met hetzelfde gemak een verschrikkelijke woedeaanval.
Als ik dat allemaal van dichtbij kende, en niet alleen van foto’s en films en geluidsfragmenten, dan zou iets daarvan in mij zijn neergedaald, of ik dat nou wilde of niet.
Maar ik kan mezelf niet voor de gek houden – ik heb al een vader. Het enige wat ik kan doen is hem bestuderen, de manier waarop hij een microfoon vasthoudt, de souplesse waarmee hij in zijn vinger knipt. Altijd net achter de maat.