Dingen die ver weg zijn krijgen we nog steeds niet echt goed op de foto. Dat krijgt iets grijsgruizigs. Die verre dingen zijn natuurlijk wel juist het interessantst. Want ze zijn ver weg. Dat maakt mysterieus en ongrijpbaar en daar willen we dan dus ook full-colour shiny images van.
Dus appen wij de 3D artiest. Die maakt van zo’n ding een Ding. De 3D artiest heeft een arsenaal aan bollen, donuts en cilinders waarmee al dat verwegge opeens glimmend dichtbij kan worden gemaakt. Er zijn daarbij overduidelijke lichtbronnen. En de camera draait rondjes om het Ding omdat het kan. Het Ding swiffelt en bopt en bounst en hopt. Omdat het kán. Het wisselt van kleur en textuur als een octopus, vooral omdat het kan. Daar is een knop voor.
Het komt goed uit dat verwegge dingen bollen zijn. Stuk voor stuk. Altijd weer bollen. Zoals ook, heel ver weg diep in de dingen, het coronavirus. Een bolletje. Met daarop van die anusstokjes; eigenlijk niets meer dan een cilindertje met een donut erop. Hoeft onze 3D artiest maar één keer te modelleren. Dan alleen nog een keer of twintig copy-paste. Nog wat knopjes indrukken. Even renderen. Dat duurt nog best een tijd, dat renderen.
Dan wordt het Ding op WeTransfer gezet, gedownload bij de NPO, en vervolgens geprojecteerd achter Mariëlle Tweebeeke.
Ik zeg het maar eerlijk: ik luister niet meer, ik zie niets meer. Mariëlle lost op. Ik kijk alleen nog maar naar de grote vriendelijke virusbol. Een Franquinmonstertje drijvend in zijn vrolijke agar-agar wereldje. Af en toe komt hij een soortgenoot tegen of een kleurensliert. Het leidt allemaal vreselijk af. Wat natuurlijk ook wel weer fijn is in deze tijd.
Dat brengt me op mijn onderwerp: De doventolk. Verbeten, met een hand over het linkeroog, heb ik echt geprobeerd al die persconferenties te volgen – nu eens met twee dan weer met vier sprekers – maar het enige dat bleef hangen is: hamsteren.
Ik ben dan toch voor een soort opt-in.