Ik kijk naar haar. Hoe ze haar haar opsteekt. Hoe ze in de weer is met schuifspeldjes. Hoe ze haar mond wijd open trekt als ze mascara opdoet. Ze schiet uit. Ze vloekt zachtjes. Ik hou ervan als ze vloekt. Ik pak een doekje en veeg de zwarte vlek onder haar oog weg. Ze geeft me de mascara. Die doe ik bij haar op. En daarna bij mezelf.
Ze frunnikt aan de velletjes rond haar nagel. Dat doet ze altijd, maar soms iets meer. Zoals vandaag.
“Ik ben zenuwachtig”, zegt ze.
“Ik ook”, zeg ik. “Een beetje”. Ik kus haar.
“Leuk zenuwachtig of eng zenuwachtig?”
Ik denk even na.
“Weet ik niet zo goed”.
“Ik allebei”, zegt ze.
“Tegelijk of om de beurt?”
“Tegelijk.”
“We zijn maar heel even te zien”, zeg ik. “We zijn figuranten.”
“Maar wel bijzondere.”
Uit de kast pakt ze haar lavendelblauwe jurk en houdt hem voor zich.
Het is haar mooiste jurk met zwierige mouwtjes. Ze draagt hem alleen op speciale gelegenheden. De laatste keer was vorig jaar. Toen waren we tien jaar samen. Ze leek wel licht te geven.
“Misschien toch iets te feestelijk. Voor figuranten”, zegt ze. “We mogen natuurlijk niet teveel opvallen.”
“Vandaag wel”, zeg ik.
Ze lacht en trekt de jurk over haar hoofd heen. Elegant valt de stof om haar lijf.
Ze is de mooiste figurant van de wereld.