Nog voor zijn wekker afging zat hij al rechtop in bed. Weken, nee maanden had hij naar deze dag uitgekeken. Het zou feest zijn en hij was er klaar voor. Feest! Ze hadden het hem beloofd.
Monter stapte hij onder douche, zong een deuntje dat hij ergens hoorde, met verzinwoorden omdat hij de tekst niet kende. Speciaal voor vandaag gebruikte hij de dure badzeep. Het was een cadeautje geweest en alleen voor speciale gelegenheden. Vandaag was zo’n dag. Feest!
Hij trok een vers gesteven pantalon uit de kast, zocht er zijn mooiste overhemd bij uit, trok er zijn meest glimmende schoenen bij aan. Voor de spiegel bekeek hij zichzelf nog eens van top tot teen. De haartjes in model, de wangen glad als babybilletjes en smetteloos gekleed. Feest!
Vrolijk stapte hij het balkon op, zocht met geknepen ogen naar de lentezon terwijl zijn gezicht gevoelloos werd door de kou. Och, dacht hij, dat kan de pret niet drukken. En zo’n rode neus maakt het geheel alleen maar feestelijker. ‘Buurman,’ hoorde hij naast zich. ‘Heb je gezien wat ze hier willen gaan bouwen, ze gaan een…’
Hij hief zijn hand op. Ze zweeg en keek hem verbaasd aan. Toen ze haar zin wilde afmaken riep hij ‘Feest!’ en stapte weer naar binnen.
Nu was hij er echt klaar voor. Hij knoopte zijn jas dicht, zette zijn hoed op en trok de voordeur achter zich dicht. Hij zette er de pas stevig in, het feest kom hem niet vroeg genoeg beginnen. Onderweg kwam hij De Snor van om de hoek tegen die zojuist de hond uitliep. ‘Snor!’ riep hij opgewekt. ‘Ha!’ zei De Snor, en vervolgde: ‘Moet je nou eens zien, dat laten ze allemaal maar loslopen, en wie kan het opruimen?’
Hij keek in de vragende blik van De Snor, er was maar een antwoord mogelijk. ‘Feest!’ riep hij, en vervolgde zijn weg.
Hij had gehoopt de eerste te zijn, maar er stond toch al een kleine rij. Dametjes met grijs badmutshaar vooral. Hij sloot aan en luisterde naar de gesprekken. Die gingen van ‘Ja, en nou, en die, en mompel mompel, en schande’. Hij boog zijn hoofd wat naar voren en zei op gedempte toon: ‘Feest.’
Eindelijk was het zijn beurt. Hij nam plaats op de aangewezen plek en ontvouwde het enorme feestbiljet dat hem in de handen was gedrukt. Met het rode feestpotloodje in de aanslag liet hij zijn ogen over het papier glijden. Van al die mensen die hem voor het feest hadden uitgenodigd stond er niemand op. Hoe moest dit nou? Naast hem schuifelde een van de dametjes het hok uit. ‘Mompel mompel schande’, klonk het. Zijn blik bleef op al die onbekende namen. Het rode potloodje liet hij dan weer boven het ene bolletje zweven, dan weer boven het andere. ‘Feest,’ zei hij zachtjes.