Ik woon in een roze huis. Een huis in de kleur van een baarmoeder. Tenminste, daar ga ik vanuit. In een baarmoeder schijnt nooit licht, dus is er ook geen kleur te zien. Sinds een tijdje zit ik met vragen. Moeilijke vragen. Zoals: heeft iets wel een kleur, als niemand het kan zien?
Als ik niet op het toneel sta, ben ik in mijn roze huis, dat vol staat met mijn spullen: foto’s van mijn zussen, mijn prijzen, mijn lange glitterjurken die ik maar een keer heb gedragen. In mijn roze huis ben ik mezelf en niemand anders. In mijn roze huis ziet niemand mij. Besta ik als niemand ziet wie ik echt ben? Nog zo’n vraag.
Mijn koelkast is niet roze, maar babyblauw. Hij ligt vol groenten die laag scoren op de glycemische index. In het vrieszak ligt een pak Mars-ijs dat al jaren over datum is, maar dat ik bewaar als bewijs voor mijn discipline. Ik kijk er elke dag even naar met een gevoel van trots. Toen ik 26 was, at ik zo vier Mars-ijsjes op een dag, maar dat kan nu niet meer. Ik herinner me vaag nog hoe het smaakte. Heeft iets nog smaak, als ik straks niet meer weet hoe het smaakt?
Soms, als ik in mijn roze bed onder mijn roze deken lig, lijkt het alsof er iets schopt tegen de binnenkant van mijn buik. Dan sta ik op en rook ik een sigaret op mijn roze balkon. Meestal is het dan snel over.
Als ik niet in mijn roze huis ben, sta ik op het toneel. Gisteravond voelde ik voor het eerst een harde schop terwijl ik stond te spelen. Ik verborg mijn schrik voor alle 750 mensen in de uitverkochte zaal. Ik speelde er overheen. Dat kan ik goed. Ik ben een goede actrice. Niemand heeft de schop gevoeld, behalve ik, maar later twijfelde ik over wat ik nu precies had gevoeld. Heeft iets bestaan, als niemand het heeft gevoeld?
Ik vraag me sinds kort ook wel eens af of ik er goed aan zou doen om hier in huis iets wit te schilderen. Wit is een neutrale kleur. Wit past iedereen. In wit zou een man passen.