1.
Een hamburger bij Mickey D’s was goedkoper dan een broccoli bij Albert Heijn. Wie weinig te besteden had, had geen moeite met kiezen. Drie hamburgers voor de prijs van één broccoli. Bestaansonzekerheid was een trigger voor ongezonde keuzes. Iedereen was gebaat bij een gezond leven.
2.
In een achterstandswijk op een school met achterstanden waar veel aandacht voor was, was sprake van ronde tafels, kennistafels, een nationaal actieprogramma. Het merendeel van de deelnemers aan die tafels, woonde niet in de wijk. Een van hen had in groep zeven broccoli’s en pastinaken gepromoot. Het grootste deel van de klas had ’s ochtends niet ontbeten. Het was vernederend.
3.
Het had haar overvallen, hoe het kon dat een guerrilla-beweging binnen twee dagen was opgerukt naar de hoofdstad van Afghanistan. Hoe het mogelijk was dat ze in Kabul het presidentieel paleis hadden overgenomen. Maar de Taliban had al twee, drie jaar op de dorpspleinen gezeten. En omdat ze daar zaten, zaten veel anderen er niet.
Misschien kwam ze te weinig samen op plekken die haar angst aanjaagden.
4.
De minister van buitenlandse zaken stapte op. (Ze bleef overigens wel gewoon lijsttrekker.)
5.
Een man op straat maakte een grap over het coronapaspoort. Straks moet ik eerst bewijzen dat ik gezond ben, voor ik een fastfood restaurant in mag.
6.
In een park om de hoek reed een karretje in de januarischermer, een robot van de Explosieven Opruimingsdienst. Na een aantal uur rijden en graven had hij beet. Een serie zware wapens die alleen in de georganiseerde misdaad werden gebruikt, verstopt in een kuil, omwikkeld met vershoudfolie. Wie in de stad woonde hoorde het verhaal, las het in de krant.
Op de plek zelf herinnerde niets aan de vondst. Er waren nieuwe struiken geplant. Kinderen renden over de skatebaan. Een moeder keek naar haar dochter, een meisje dat aan een klimrek hing.
Mocht er sprake zijn van onrust of gevaar, het was in elk geval niet zichtbaar.