De vrouw des huizes komt door de achterdeur naar buiten. Ze wandelt de tuin in met een mok in elke hand.
Ik sta recht en weet niet hoe ik dit moet aanbrengen. Ik heb me aangemeld bij het Everteam omdat ik van dieren en mensen hou. De everzwijnen rukken op, de mensen vinden het jammer van hun gazon. Ik ga langs bij de mensen thuis om de meldingen na te trekken en een beetje te kletsen. De doden zijn niet mijn departement, daar gaat de politie over.
De vrouw reikt me een mok aan. Uit haar zwarte bobkapsel springt hier en daar een kreukelige, grijze haar. ‘Mijn schoonvader had groene vingers,’ zegt ze. ‘Toen hij is gestorven hebben we het huis geërfd. Die beesten helpen alles naar de kloten.’
Ik knik. Mijn spijkerbroek is nat op de plek waar ik zonet in de aarde heb geknield. ‘De tuin is inderdaad prachtig.’ De koffie is nog te heet, maar ik neem toch een slokje.
Onder de grond, dooraderd met draden, loopt het internet of everything, wordt de boodschap verbonden met haar prilste begin, ligt de waarheid met haar achterhoofd naar boven begraven. De zwijnen ruiken dat, ze rooien het onderaardse, ontbloten wat liever bedekt had willen blijven.
‘De spinnetjes moet je eraf pitsen na de bloei,’ zegt de vrouw over de jonge scheuten van de rododendron, ‘anders neemt zo’n struik na verloop van tijd je hele tuin in.’
Een sleutelbeen, in dit geval, had misschien liever begraven willen blijven, en het kogelgewricht van een schouder. De omgewoelde plaggen liggen eromheen als een doornenkrans.
Misschien is het een huisdier dat hier onder de zoden ligt. Of omgekeerd, misschien heeft een hond hier een verzameling botten begraven.
‘Het is misschien van een dier,’ begin ik.
De vrouw kijkt me vragend aan, ze lijkt de beenderen in haar achtertuin nog niet te hebben opgemerkt. ‘Van everzwijnen, toch?’
Van hieruit is de achterkant van het verkiezingsbord zichtbaar dat in de voortuin van de woning staat. Dit is een van de welvarendste en tegelijk meest rechtse gemeentes van Vlaanderen.
‘Ja,’ zeg ik. ‘De zwijnen rukken op naar de steden.’ Met de punt van mijn schoen wijs ik naar het sleutelbeen in de modder. ‘Misschien kunt u beter de politie bellen.’