Je krijgt vijf punten als je een vreemde laat glimlachen. Voor echt lachen krijg je tien punten.
Nooit eerder had de lucht deze kleur blauw. Ik denk dat iemand die voor het eerst de kleur blauw ziet, hetzelfde gevoel zou hebben gehad als ik, toen ik vanmorgen uit het raam keek.
We lopen naar de supermarkt. “Er hangen nieuwe bessen in de struiken,” zegt ze. “Rode bessen.”
Er zit een grote bonte specht in de boom. Als je een vogel ziet, krijg je een punt. Voor elke extra vogel van een ander soort krijg je ook een punt, tot een maximum van vijf punten per dag.
De specht maakt een gat in de boom. Daarna een gat in het glazen ruitje van de buurtbieb en dan in een Toyota Yaris.
We hebben een puntenformulier gemaakt, voor het leven. Als je de afwas doet, krijg je twintig punten, als je gezond eet ook. Bij tachtig punten per dag gaat het goed, onder de tachtig moet je hulp zoeken.
Er vliegt een merel voorbij, door een lucht die niet langer geruststelt. Eén punt.
Nee, de specht maakte geen gaatje in een Toyota Yaris, het was in een brievenbus. Dat herinner ik me omdat ik een postbode zie. Hij is aan het werk (twintig punten), hij gaat langs de huizen met pakketten vol blusdekens.
“Er is iets mis,” zeg ik.
“Hoe hard de specht ook tikt, er zal geen gaatje in de onze wereld komen.” Ze bukt bij een plas en kijkt naar haar spiegelbeeld. “Alles is hoe het hoort te zijn. Alleen de bessen zijn nieuw.”
Ik moet denken aan het blauw van de lucht, maar kan het niet opbrengen omhoog te kijken.
We zijn bij de supermarkt en doen boodschappen. Tien punten.