De bange man kon veel hebben, maar ze moesten niet bij hem aankomen met dingen als ‘ja, maar er is toch helemaal geen reden om bang te zijn?’ Daar kon hij echt van uit zijn vel springen. Van die mensen die met al hun verstand ervan uitgaan dat de aanleiding voor de angst komt. Angst is een stationair draaiend en zelfsturend monster waar je respect voor moet hebben. Het is levend, kiest zelf zijn doelwit en je moet het al helemaal niet willen onderdrukken. Onderdrukte angst maakt rare sprongen, weet de bange man. Dus in geval van tunnelvrees, moet je tunnels mijden. Zo honoreer je de angst, maar heb je er ook geen last van. Een heel doeltreffende methode.
‘Ja oké,’ zei de motoragent. ‘Maar nu staat u stil. Midden op de snelweg. Dit is in feite een stuk gevaarlijker dan gewoon door die tunnel rijden.’
‘Klopt,’ zei de bange man en wees naar de ingang. ‘Maar dat is een stuk enger.’
De motoragent richtte zich op en keek even naar zijn collega’s die in hun auto’s verderop het achteropkomende verkeer blokkeerden. Er klonk een vragende stem door zijn portofoon. De motoragent schudde zwijgend van ‘neen’. Daarna boog hij zijn hoofd weer naar het openstaande raampje en richtte zich tot de vrouw van de bange man, die naast hem op de passagiersstoel zat. ‘Heeft u een rijbewijs?’
De bange man zag haar schaamte en voelde tot zijn verbazing iets van triomf bij zich opborrelen. Ja daar zit je dan, dacht hij. Met je routebeschrijving en je haast. Je ‘ach, hoe erg kan het zijn’ en je ‘stel je niet aan.’ Hij sloeg zijn armen over elkaar en antwoordde voor haar. ‘Ja, ze heeft een rijbewijs. Maar ik kan ook niet als passagier door die tunnel. Dan ga ik onredelijk gillen en misschien wel aan het stuur trekken. Ik heb mezelf niet in de hand, ziet u. Er kan wel God weet wat gebeuren.’
De motoragent slaakte een zucht, richtte zich op een maakte een moedeloos gebaar van omkeren naar zijn collega’s. ‘Goed,’ zei hij. ‘Wij begeleiden u naar een brug een paar kilometer verderop. Maar mevrouw rijdt. U bent een gevaar op de weg.’
De bange man en zijn vrouw wisselden van plek. Bij het kruisen voor de motorkap zag de man naast schaamte nu ook woede in haar ogen. De bange man plofte op de passagiersstoel en trok het portier tevreden achter zich dicht.
Een gevaar. Zo had hij zichzelf nog nooit bekeken.