Grijs schuim ligt in klodders langs de kant van de weg. Gisteren heette dat nog sneeuw. Zou je ziek worden als je er een hap van neemt? Ik heb zin me erin te laten vallen. Ik heb een vreemde manier van afscheid nemen, dat weet ik ook wel. Het is een gelukkig afscheid, zo’n afscheid van iets waar je alles wel uit hebt gehaald. Ik heb foto’s gemaakt van zwaar bepakte takken waar stuifsneeuw uit waaide, met zon en zonder zon. Ik heb op de galerij gestaan en gekeken naar de kinderen op de binnenplaats. Ik heb over de galerij geschuifeld, de lift genomen en gezien hoe de straat veranderd was in een witte film.
Nu kan ik eindelijk weer naar de supermarkt. Die was te ver, want lopen op sneeuw gaat zo langzaam dat mijn voeten moe worden. Of zijn ze moe en gaan ze daarom zo langzaam? Ik kom er zelf niet helemaal uit.
Carla werkt vandaag. ‘Hooooiii’, zegt ze. Ik hou van Carla. Ik wou dat Carla mijn moeder was. Ze heeft ronde armen en ze zegt altijd dingen die ik allang weet. ‘Het is belangrijk in beweging te blijven, wist je dat?’ Ze zegt het zodat ik dan zeg: ‘Dank je, dat ga ik proberen’, waarna zij extra chocolade in mijn tas doet en we alles hebben opgelost. Als de sneeuw die al geen sneeuw meer is te noemen.