‘Naam?’
Charles hoorde de vraag als een echo door zijn hoofd zingen. Hij leek voor een bureau te staan.
‘Charles. Charles Livingstone.’
‘Goed Charles, graag even een krabbeltje hier, hier en hier.’
Charles voelde een lichte steek in zijn achterhoofd. Hij stond in een enorme lege witte ruimte. Achter het bureau zat een vrouw, die luid en met open mond kauwgom aan het kauwen was.
‘Wat is deze plek?’ vroeg Charles, terwijl hij de oneindige leegte in keek.
‘Oh. Hebben ze u dat niet verteld?’
De vrouw keek voor het eerst op van haar bureau.
‘Ben ik… ben ik dood?’
‘Oh. Ja. Sorry meneer, uhm, Livingstone. U bent dood. Hartstikke dood. Sorry.’
‘Jezus…. Hoe?’
‘Laat me even kijken hoor’.
De vrouw bladerde door een paar papieren.
‘Ah, de klassieker. Een auto-ongeluk’.
Ze klonk alsof het om een picknick in het park ging.
‘Bent u God?’
‘Ik, God? Ha, nee! Goed, kennelijk zijn ze u vergeten te briefen, dus ik zal u even snel bijbrengen: Beste meneer Livingstone, tot ons grote spijt moeten we u mededelen dat u bent te komen overlijden, we snappen dat dit een grote schok kan zijn, jadiejadiejadie, we geven u even de tijd om dit te verwerken, etcetera, etcetera. Goed, wat nog meer? Oja, ‘God’, of hoe jullie deze verschijning ook noemen in het aardse leven, bestaat niet. De aarde is ontstaan na een grote oorlog tussen de Zeldiacs, een ondergronds buitenaards wormen-leger, en de Barsnadarfs, de intergalactische alliantie van planeet Venix C1.’
Charles voelde de steek in zijn achterhoofd weer opkomen.
‘Wat? Zeldiacs? Wormen? Waar heeft u het allemaal over?’
De vrouw zuchtte en schoof een dikke stapel formulieren zijn kant op.
‘Het is allemaal na te lezen in de kleine lettertjes achterin. U bevindt zich nu in de wachtruimte.’
‘De wachtruimte?’
De vrouw zuchtte nog harder.
‘U bent in afwachting van een ‘goed’ of een ‘slecht’ einde. Het is het equivalent van wat jullie op aarde ook wel de ‘hel’ of de ‘hemel’ noemen’.
‘Oh jeetje.’
‘Ik neem even uw dossier door. Maar maakt u zich geen zorgen: als u niets ergs heeft gedaan, denk moord of aanranding ofzo, dan zit u al goed.’
De vrouw zette een leesbrilletje op de neus en begon de pagina’s om te slaan.
‘Aha’ zei ze af en toe, en ‘uhum, oké.’
‘Nou meneer Livingstone, het ziet er hartstikke goed uit, ik denk-.’
Opeens stopte de vrouw met praten.
‘Oei.’
‘Oei? Wat, oei? Wat betekent ‘oei’?’ begon Charles zenuwachtig.
‘Brexit’ zei de vrouw, terwijl ze haar leesbrilletje afzette.
‘Brexit? Wat is er met Brexit?’
‘Ik lees hier dat u voor de Brexit heeft gestemd’.
‘God ja. Het was meer een proteststem, ik heb me er helemaal niet zo in verdiept. Hoezo?’
‘Oei’ zei de vrouw weer, ‘het spijt mij meneer Livingstone’.
En voordat Charles iets kon zeggen, zag hij de grond waarop hij stond in duizenden stukjes breken. De witte ruimte kleurde rood, en Charles voelde zich wegdrijven van de vrouw, alsof hij op klein eilandje stond in een vlammende vuurzee. En terwijl hij op zijn brokje wegdreef, zag hij aan de overkant opeens zijn familie staan.
‘Mama!’ riep hij, ‘papa! Oom Jeremy!’, maar ze konden hem niet horen.
Charles dreef langzaam verder en verder weg, het grote rode niets in.
Over welk nieuws gaat dit?