De nacht was het beste moment, liefst doordeweeks, om een uur of drie, als de straten waren verlaten en alles en iedereen lag te slapen. Als je er ‘s nachts ronddwaalde, was het haast onmogelijk om je voor te stellen dat het overdag krioelde van de mensen op plekken zoals basisscholen, pretparken, dierentuinen of golfbanen. De stilte had iets geruststellends, iets surrealistisch haast. Alsof de plek in grote haast verlaten was vanwege een kernexplosie, een aanval door buitenaardse wezens of een virus dat zo snel om zich heen gegrepen had dat zij de enige twee overlevenden op aarde waren.
Wat ze daar deden? Niet zoveel eigenlijk. Een beetje rondstruinen, foto’s maken, bewijsmateriaal waar ze zich later over konden verkneukelen. Meestal zaten ze gewoon een tijdje te luisteren naar de stilte van hun prachtige verwoeste wereld. Een soort Tsjernobyl. Met z’n tweeën verantwoordelijk voor het voortbestaan van de mensheid. Meer samen dan dat kon je niet zijn.
Vier maanden was ze nu – haar buik begon al te bollen – toen ze hem midden in de nacht wakker schudde, wakker schopte. Het ging niet goed, gilde ze. Hij vloog uit bed. Ineengekrompen van de pijn kroop ze door het huis, een spoor van bloed op de trap. Ze hadden gedronken. Wodka, en niet te zuinig. Een keertje kon wel, had ze gezegd. Drank stimuleert de bloedsomloop. Hij had tegengestribbeld, maar niet heel erg. Toen ze in bed vielen was de fles leeg.
Ze lag opgerold als een egel in de hoek van de kamer te kermen, haar handen tegen haar buik gedrukt. ‘Bel een dokter, iemand!’
Hij struikelde de trap af en vluchtte naar buiten. Het was haar schuld. Voorovergebogen als een dier dat een spoor volgt, draafde hij door de verlaten straten. Het was een uur of drie. De stad was uitgestorven. Het was haar schuld. Haar schuld. Haar schuld.
Van die kerk was de dag erna niet veel meer over. De ruiten waren ingetikt. Zijn kleren gescheurd. Een spoor van bloed, zijn bloed, op het altaar, door het gangpad, over de houten bankjes. Verdwaasd zat hij op de grond, onder een Mariabeeld met een blozende bolle Jezus in haar armen. Zonlicht viel in goudgele banen door de glas-in-loodramen en scheen precies in zijn gezicht.