Hier woont een jongetje.
Het is maar een klein jongetje en hij is bang.
Dit is een deur. Een deur als de andere deuren op de gang. Achter deze deur woont het jongetje. Steek de sleutel in het slot, draai hem om en open de deur.
Je bent niet alleen, er is iemand bij je. Ze heeft zich net aan je voorgesteld, maar je bent haar naam vergeten. ‘Ben je hier voor het eerst?’ had je gevraagd. Ze had geknikt en vertelde lachend dat het uitzendbureau had willen weten of ze stevig in haar schoenen stond.
Je dacht aan het jongetje. Een lief jongetje dat graag meezingt met de liedjes van Ernst, Bobbie en de Rest. Hij kwam hier een paar jaar geleden wonen omdat het thuis te moeilijk werd. Hij kon niet praten, begreep de wereld niet en dat was wederzijds. Het jongetje was vaak boos. Nadat hij bij jullie was komen wonen, ging het lange tijd beter met hem. Hij speelde veel in de zandbak en had de grootste lol als anderen grappige dansjes deden. Tot hij schijnbaar vanuit het niets een woedeaanval kreeg. Er waren drie collega’s nodig om het schoppende en bijtende kind naar zijn kamer te brengen.
Sinds dat incident waren er mensen die liever niet meer met het jongetje wilden werken. De collega tegen wie hij vaak aanhing als hij op de bank televisie keek, moest naar een afdeling met grote personeelstekorten. Het jongetje werd vaker boos. Twee collega’s vonden ander werk. Ook andere kinderen raakten steeds meer gespannen. Er werd een vergadering gepland. Het team zei dat er meer personeel nodig was, dat ze zich niet veilig voelden. De manager zei dat daar geen geld voor was. De aanwezige orthopedagoog zei dat collega’s hun angst niet aan het jongetje mochten laten zien, dat hij zich daar onveilig door voelde. Dat zijn agressie een gevolg was van slechte begeleiding.
Het jongetje werd weer boos. Zo boos dat een collega vier bijtwonden opliep en zich meteen ziek meldde.
Het personeelsverloop in het team werd steeds groter. Binnen de organisatie waren er weinig mensen die op jouw afdeling wilden komen werken.
Er ontstond een personeelstekort en jij wilde de kinderen niet in de steek laten.
Je staat voor een deur en hebt het koud. Je steekt de sleutel in het slot.
‘Blijf bij me in de buurt,’ zeg je tegen de nieuwe collega. ‘Hier woont een gevaarlijk kind.’