Steeds komen ze terug, zwaaiend met hun wapens. Dan moeten we opstaan, inpakken, wegwezen. Als we protesteren, schieten ze. Als we treuzelen, schieten ze. Als we hun uzi’s en nachtkijkers en hittezoekende raketten met een paar granaten en Kalasjnikovs te lijf gaan, filmen ze en laten ze de wereld zien dat wij te agressief zijn om mee samen te leven. En schieten ze alsnog.
Eerst hadden we een land. Toen hadden we een dorp. Nu hebben we alleen nog maar een huis. Ze hebben de deuren dichtgelast en de ramen geblindeerd.
Weet je nog dat we op de motor naar de oude stad reden? Ik voelde je warmte tegen mijn rug. Je sloeg je armen om me heen, legde je wang tegen mijn schouder en noemde me je lieveling. Het was een koele, lichte dag.